maandag 7 januari 2013

'Deskundigen' 75

Here’s What Working Conditions At Chinese Electronics Plants Are Really Like [Exclusive Interview]
Monterey vormt de definitieve breuk in Travels with Charley. Steinbecks eeuwig sluimerende pessimisme breekt nu ongegeneerd naar buiten… Ook Steinbeck was een doemdenker.
Geert Mak. Pagina 409 van Reizen zonder John.

Cannery Row was meer dan een aantrekkelijke, vlot geschreven novelle… Het was één grote ode aan het doelloze bestaan, het leven omwille van het leven – en in die afwijzing van Grootse Levensdoelen was het een buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans – boek. 
Geert Mak. Pagina 410 van Reizen zonder John.

Zullen Steinbeck en zijn pessimistische geestverwanten alsnog gelijk krijgen? In 1960 sloegen ze, al hadden ze in sommige opzichten een vooruitziende blik, met hun sombere voorspellingen de plank mis. Amerika zou na 1960 nog decennia van grote voorspoed beleven.
Geert Mak. Paginsa 521 van Reizen zonder John.

Tijdens zijn reis met Charley werd hij voor het eerst ongenadig geconfronteerd met degene die hij in werkelijkheid was: een oudere man die zichzelf overschreeuwde, die zijn leeftijd niet kon accepteren, zijn jeugd niet kon loslaten. Daarmee bereikte hij het tegendeel van wat hij wilde: de gedeeltelijke mislukking van zijn Charley-expeditie liet juist zien hoever hij heen was.
Geert Mak. Pagina 532 van Reizen zonder John.

Nu de werkelijkheid door Steinbeck zelf aan het woord te laten.

Laat ik daarvoor eerst ingaan op Mak’s bewering dat ook Steinbeck ‘de plank mis’ sloeg met zijn sombere voorspellingen.’ Ik heb in 1998 Travels with Charley herlezen en de fragmenten die me toen opvielen onderstreept. In de introductie citeert de Amerikaanse auteur Jay Parini uit een brief van Steinbeck aan zijn editor, waarin hij schrijft:

In all my travels I saw very little real poverty, I mean the grinding terrifying poorness of the Thirties. That at least was real and tangible. No it was a sickness, a kind of wasting disease. There were wishes but no wants. And underneath it all the building energy like gases in a corpse. When that explodes, I tremble to think what will be the result. Over and over I thought we lack the pressures that make men strong and the anguish that makes men great. The pressures are debts, the desires are for more material toys and the anguish is boredom. Through time, the nation has become a discontented land.

Duidelijk uit deze brief en trouwens ook uit het boek zelf is dat Travels with Charley geen kritiek is op de economische situatie in de VS, maar op de consumptiecultuur en dat Mak juist degene is die de ‘plank’ misslaat door te suggereren dat Steinbeck zich over de materiele ‘vooruitgang’ had uitgelaten. In het VPRO-Radioprogramma Brands met Boeken benadrukte hij dit nog eens toen hij over Steinbeck zei: ‘Hij had een gevoel van onheil terwijl het land decennia voorspoed mee zou maken.’ Ook die bewering is onjuist, aangezien slechts een decennium later al de Amerikaanse voorspoed begon af te nemen, doordat de lonen stagneerden en het reele inkomen van de ‘echte doorsnee Amerikaan’ sindsdien niet meer is stegen. Alleen door ook moeders te laten werken en door het almaar lenen kon de middenklasse tijdelijk mee blijven doen aan de consumptiemaatschappij, een ontwikkeling die stopte door de kredietcrisis van 2008. Het is niet de werkelijkheid maar Mak’s verlangen naar ‘hoop’ die zijn gramschap opwekt over het in zijn ogen ‘sluimerende pessimisme’ van Steinbeck dat ‘nu ongegeneerd naar buiten [breekt].’ Zijn afkeuring van het werk van de Amerikaanse Nobelprijswinnaar toont een blindheid voor de realiteit die Steinbeck onderweg tegen kwam. Mak weet het beter dan Steinbeck cum suis, van de Lost Generation tot de Beat-Generation, en alle andere kritische stemmen die niet tot deze stromingen behoorden.
 
In tegenstelling tot Geert Mak zocht John Steinbeck naar de diepere lagen van zijn samenleving, naar de zin en betekenis van alles dat de ‘Amerikaanse Droom’ pretendeerde te zijn. ‘Nearly every American hungers to move,’ schreef Steinbeck en constateerde een 'nerveuze rusteloosheid, een honger, een dorst, een brandend verlangen naar iets onbekends – misschien wel moraliteit.’ Wat hem pijn deed was het plompverlorene, de grofheid, het niet organisch opgaan in het geheel, het ostentatieve, het blerende, waarmee hij overal geconfronteerd werd. ‘American cities are like badger holes, ringed with trash – all of them – surrounded by piles of wrecked and rusting automobiles, and almost smothered with rubbish.’ Voor de doorsnee toerist mag dit allemaal pittoresk lijken, maar voor een estheticus als Steinbeck was het een gruwel, en er zijn kennelijk veel meer Amerikanen als hij, anders was zijn Travels nooit een bestseller geworden. Het raakt een gevoelig snaar, juist ook bij Amerikanen, en de bewering van Mak dat het boek ‘een gedeeltelijke mislukking’ is, is niets anders dan pedante nonsens van iemand die is gaan geloven werkelijk een ‘Amerika deskundige‘ te zijn. Steinbeck:

In this, if in no other way, we can see the wild and reckless exuberance of our production, and waste seems to be the index. Driving along I thought how in France or Italy every item of these thrown-out things would have been saved and used for something. This is not said in criticism of one system or the other but I do wonder whether there will come a time when we can no longer afford our wastefulness – chemical wastes in the rivers, metal wastes everywhere, and atomic wastes deep in the earth or sunk in the sea.

Dit werd geschreven vele jaren voordat Het Rapport van Rome verscheen, de Tjernobil-ramp had plaats gevonden en zelfs twee jaar voordat Rachel Carson’s boek Silent Spring was verschenen dat het milieuprobleem bij een groot publiek onder de aandacht bracht. Ook het geestelijk milieu raakte vervuild, zoals John Steinbeck onderweg merkte aan de radioprogramma’s die steeds meer op elkaar begonnen te lijken en ‘The records played are the same all over the country.’ Regionale verschillen verdwenen in sneltreinvaart, de reglementering werd dwingender, de standaardisering totalitairder, het sneller verouderen van producten werd steeds uitgekiender, ‘and everything in the world must have design or the human mind rejects it.’  Niet alleen de producten maar ook de mens zelf en zijn bestaan kregen in toenemende mate een kitcherig aspect, zelfs zijn vrije tijd verliep nu planmatig. Het enige dat niet veranderd was, was dat in de rurale gebieden de aloude uitbuiting gewoon door ging: ‘It occurs to me that, just as the Carthaginians hired mercenaries to do do their fighting for them, we Americans bring in mercenaries to do our hard and humble work.’ Hetzelfde proces dat nu is geeindigd in het ‘outsourcen’ van arbeid naar de lage lonen landen, en in een structurele werkloosheid binnen de VS. Steinbeck zag voor zijn ogen fundamentele veranderingen plaatsvinden en begreep dat dit het resultaat was van een haast autonome ontwikkeling. Het rationalisme dat de machine had voortgebracht, had tegelijkertijd een eigen werkelijkheid geschapen. Lang voordat de meeste anderen doorkregen dat er een ingrijpende omslag gaande was en de kleine Mak in de polder zich aan Donald Duck vergaapte, zag Steinbeck dat achter de hysterische opwinding over al het nieuwe een gapende leegte schuilging:

The big towns are getting bigger and the villages smaller. The hamlet store, whether grocery, general, hardware, clothing, cannot compete with the supermarket and the chain organization. Our treasured and nostalgic picture of the village general store, the cracker-barrel store where an informed yeomanry gather to express opinions and formulate the national character, is very rapidly disappearing. People who once held family fortresses against wind and weather, against scourges of frost and drought and insect enemies, now cluster against the busy breast of the big town.
The new American finds his challenge and his love in traffic-choked streets, skies nested in smog, choking with the acids of industry, the screech of rubber and houses leashed in against one another while the townlets wither a time and die. And this, as I found, is as true in Texas as in Maine. Clarendon yields to Amarillo just as surely as Stacyville, Maine, bleeds its substance into Millinocket, where the logs are ground up, the air smells of chemicals, the rivers are choked and poisoned, and the streets swarm with this happy, hurrying breed. This is not offered in criticism but only as observation. And I am sure that, as all pendulums reverse their swing, so eventually will the swollen cities rupture like dehiscent wombs and disperse their children back to the countryside. This prophecy is underwritten by the tendency of the rich to do this already. Where the rich lead, the poor will follow, or try to.

En aldus geschiedde. Steinbeck zag wist niet precies waarin dit proces zou eindigen, maar voelde wel onmiddellijk aan dat niet al het nieuwe een vooruitgang betekende. Integendeel zelfs, veelal betekende vernieuwing een verschraling van het leven. Nu het nieuwe een imperatief was geworden verlangde hij in toenemende mate naar het oude om op zijn minst enige houvast te hebben. ‘We, as a nation,’ stelde Steinbeck vast ‘are as hungry for history as was England when Geoffrey of Monmouth concocted his History of British Kings.’ Veel was gaan schuiven, waarden die vroeger zin gaven aan het leven, kwamen onder vuur te liggen. ‘Has job uncertainty anything to do with the rapid increase of these units,’ vroeg de auteur zich af toen hij onderweg het verschijnsel mobile home op trailerparks zag, ‘a whole way of life that was new to me.’ Was het de zekerheid van een vaste baan die begon weg te vallen en de arbeiders dwong permanent mobiel te zijn? ‘Well perhaps there may be some of that. Who knows what is in store tomorrow?’ Immers, ‘If a plant or a factory closes down, you’re not trapped within property you can’t sell. Suppose the husband has a job and is buying a house and there’s a layoff. The value goes out of his house. But if he has a mobile home he rents a trucking service and moves on.
En wat was nu Amerikaanser dan het gemobiliseerd blijven? ‘When they move away, and nearly all Americans move away, or want to, they do not leave unused and therefore useless rooms.’ Hoewel, die niet aflatende 'nerveuze rusteloosheid,’ die vervreemding van de eigen omgeving, het gebrek aan het gevoel ergens bij te horen, waren voor hem verdachte symptomen. Tegen een bewoner van zo’n huis op wielen zegt hij:

‘One of our moest treasured feelings concerns roots, growing up rooted in some soil or some community.’ How bad did they feel about raising their children without roots? Was it good or bad? Would they miss it or not?

Hij krijgt als antwoord: ‘Who’s got permanence? Factory closes down, you move on… you move on where it’s better… You take the pioneers in the history books. They were movers. Take up land, sell it, move on… How many kids in America stay in the place where they were born, if they can get out?’ Met zijn haarscherpe intuitie besefte Steinbeck wat de indianen eerder al hadden proberen uit te leggen: zonder wortels kan er nooit een gemeenschap ontstaan. Tegen de tijd dat iemand begint te wortelen moet hij alweer verder trekken en stopt een organische ontwikkeling. Een civil society heeft tijd nodig om te kunnen ontstaan. En die tijd hadden de meeste Amerikanen niet, die werd hen niet gegund, de economie bepaalde het ritme en hun plaats in het universum. De tijd was de tijd van de baas, hetzelfe gold voor de ruimte, de twee factoren die het leven van de mens bepalen. De indianen probeerden de blanke kolonisten dit uit te leggen, maar de ontheemde en berooide Europese emigranten hadden het nooit begrepen. Chief Seattle zei over hen:

We know that the white man does not understand our ways. One portion of the land is the same to him as the next, for he is a stranger who comes in the night and takes from the land whatever he needs. The earth is not his brother, but his enemy – and when he has conquered it, he moves on. He leaves his fathers’ graves, and his children’s birthright is forgotten.

En chief Luther Standing Bear vertelde de witte man dat de filosofie van zijn stamgenoten ‘free from fear and dogmatism’ was.

And here I find the great distinction between the faith of the Indian and the white man. Indian faith sought the harmony of man with his surroundings; the other sought the dominance of surroundings.
In sharing, in loving all and everything, one people naturally found a due portion of the thing they sought, while, in fearing, the other found need of conquest.
For one man the world was full of beauty; for the other it was a place of sin and ugliness to be endured until he went to another world, there to become a creature of wings, half man and half bird.

Terwijl de massa der Amerikanen de materiele vooruitgang toejuichten zag iemand als Steinbeck: ‘traffic-choked streets, skies nested in smog, choking with the acids of industry… rivers are choked and poisoned…’

En niet veel later dichtte Allen Ginsberg:

Moloch whose love is endless oil and stone! Moloch whose soul is electricity and banks! Moloch whose poverty us the specter of genius! Moloch whose fate is a cloud of sexless hydrogen! Moloch whose name is the Mind!
[…]
Moloch! Moloch! Robot apartments! invisible suburbs! skeleton treasuries! blind capitals! demonic industries! spectral nations! invicible mad houses! granite cocks! monstrous bombs!
They broke their backs lifting Moloch to Heaven! Pavements, trees, radios, tons! lifting the city to Heaven which exists and is everywhere about us!
Allen Ginsberg. Howl.

In de introductie van Steinbeck’s boek The Harvest Gypsies schreef de Amerikaanse hoogleraar Geschiedenis, Charles Wollenberg, in 1988:

Although the series of articles collected in this volume was written over fifty years ago, Steinbeck’s depiction of extreme poverty is not without relevance today. In his time, homeleesness and despair existed within the larger context of the Depression, and the genral public was, for a while at least, genuinely touched by the suffering of migrants. In our time, prosperous Americans seem all too willing to accept the presence of homeless people on the streets and a despaerate ‘underclass’ in the ghettoes. The sense of shock and indignation with witch Steinbeck wrote these articles seems tragically absent in contemporary America.

Deze week las ik in het koffiehuis op de hoek in het Algemeen Dagblad dat ondanks de economische crisis en het feit dat de helft van de mensheid onder de armoedegrens leeft ‘2012 topjaar [was] voor rijksten van de wereld. Allerrijksten voegen 182 miljard toe aan vermogen,’ terwijl de tien allerrijksten in totaal al 1433 miljard euro bezitten. Ondertussen zwijgt de westerse mainstream en wacht af op het moment dat de onvermijdelijke eruptie komt. ‘Ook Steinbeck was een doemdenker.’ Rijkdom maakt miljonairs lui en vadsig en onverschillig, en straks voor eeuwig vergeten. Maar de stem van Steinbeck blijft:

Could it be that Americans are a restless people, a mobile people, never satisfied with where they are as a matter of selection? The ioneers, the immigrants who peopled the continent, were the restless ones in Europe. The steady rooted ones stayed home and are still there. But every one of us, except the Negroes forced here as slaves are descended from the restless ones, the wayward ones who were not content to stay home. Wouldn’t it be unusual if we had not inherited this tendency? And the fact is that we have.

Hoewel hij de ‘indentured servants’ vergeet, wordt zijn visie in grote lijnen door historische feiten bevestigd. Tot wat behoren Amerikanen? De staat kan hen geen identiteit verschaffen, geen enkele staat kan zijn burgers vormen. Omgekeerd wel. En omdat de staat de mens niet kan vormen, blijven de meest gevoeligen zoeken naar wie we werkelijk zijn. Steinbeck speelt in de literatuur de rol die een zoeker moet spelen. ‘Perhaps we have overrated roots as a psychic need. Maybe the greater the urge, the deeper and more ancient is the need, the will, the hunger to be somewhere else.’ Hoe dan ook, feit is dat de ontwikkelingen zich bleven versnellen, en daarmee de noodzaak om de massa te beheersen. Een van de gevolgen van die massamaatschappij is de uniformering van het bestaan. En het was Steinbeck die aan het begin van de hoogconjunctuur de gelijkschakeling al reizende ontdekte:

It seemed to me that regional speech is in the process of disappearing, not gone but going. Forty years of radio and twenty years of television must have this impact. Communications must destroy localness, by a slow, inevitable process…

De bekende wereld, met al haar geuren en kleuren en vertrouwde vormen, verdween razendsnel. ‘Radio and television speech become standardized.’ Alles wordt ‘uniformly tasteless, so will our speech become one speech.’ De auteur Steinbeck merkt dan ook op dat ‘I whom love words and the endless possibility of words am saddened by this inevitability.’ Hoe schraler de begrippen des te propagandistischer ze worden, reclametaal voor junkies gefabriceerd door junkies. Steinbeck: ‘I had to go through the same lost loneliness al over again, and it was no less painful than at first. There seemed to be no cure for loneliness save only being alone.’ De waanzin ontsnappen was niet mogelijk. ‘I had lost all sense of direction. But the signs – ‘Evacuation Route’ – continued. Of course, it is the planned escape route from the bomb that hasn’t been dropped. Here in the middle of the Middle West and escape route, a road designed by fear.’ De gecultiveerde angst die de VS altijd al gemobiliseerd hield. Maar wat was de bron van die angst? De eigen geschiedenis van roof en moord? Een dief is permanent bang bestolen te worden. Daarom wonen rijken in 'gated communities,' met grote hekken erom heen, en bewapend ‘security’ personeel. De macht van de rijken is het symptoom van een gedefragmenteerde maatschappij die geen samenleving is. ‘Let’s take food as we have found it.’ Steinbeck zag en voorzag het in Travels With Charley‘in the eating places along the roads the food has been clean, tasteless, colorless, and of a complete sameness. It is almost as though the customers had no interest in what they ate as long as it had no character to embarrass them.’ Niets mag de massamens van zijn stuk brengen, alles moet zo soepel mogelijk verlopen, de consument in een technologische cultuur is een amateur die doet wat de professional hem opdraagt. In de woorden van de Franse socioloog Jacques Ellul:

Techniek vereist voorspelbaarheid en, evenzeer, precisie in de voorspellingen. Het is dus noodzakelijk dat de techniek prevaleert over het menselijk wezen. Voor de techniek is dit een zaak van leven of dood. De techniek moet de mens reduceren tot een technisch dier, de koning van de slaven er techniek. Voor deze noodzaak moet de menselijke grilligheid vermorzeld worden; de technische autonomie gedoogt geen menselijke autonomie. Het individu moet worden gekneed door technieken, hetzij negatief (door de technieken om d mens te kunnen begijpen) of positief (door de aanpassing van de mens aan het technisch kader), om de schoonheidsfouten die zijn persoonlijke wil veroorzaakt in het perfecte patron van de organisatie te kunnen wegvagen.

In zijn boek The Technological Society wijst Ellul erop dat in het moderne leven ‘The chief concern is to avoid effort and promote rest and physical euphoria,’ hetgeen onvermijdelijk leidt tot ‘the standardization and the rationalization of economic and administrative life’ en ‘From then on, standardization creates imnpersonality, in the sense that organization relies more on methods and instructions than on individuals.’ Technologie is niet alleen de machine, dat is slechts de uiterlijke vorm ervan, technologie vinden we terug in alle sociale wetenschappen die onderzoeken hoe de mens het best gekneed kan worden. Reclame en propaganda zijn technologische wapens geworden die de consument dwingt langs de weg van de geconditioneerde reflexen te reageren. Via zijn onderbewustzijn wordt de massamens beheerst. Wat dat betreft had de Duitse auteur Ernst Jünger gelijk: de technologie is de ware metafysica van de moderne tijd. Alles is ondergeschikt maakt aan nut en efficiency, en daarbij is er ‘no room in practical activity for gratuitous aesthetic preoccupations,’ aldus Ellul. De Amerikaanse historicus, Theodore Roszak, die ondermeer aan Stanford University doceerde, voegde hier aan toe in zijn in 1968 verschenen boek Opkomst van een tegencultuur:

In de technocratie is niets meer klein of eenvoudig of overzichtelijk voor de niet-technicus. In plaats daarvan gaat de omvang en de ingewikkeldheid van alle mensenlijke activiteiten – politiek, economische, cultureel – de competentie van de amateur-burger te boven en vergt onmiddellijk de aandacht van speciaal opgeleide deskundigen. Rond deze centrale kern van experts die zich bezighouden met de grote publieke zaken van algemeen belang groeit een kring van susidiaire expertds die, gedijend op het algemene sociale aanzien van technische bekwaamheid in de technocratie, zich een invloedrijk gezag aanmatigen over de schijnbaar meest persoonlihjke levensfacetten: seksueel gedrag, de opvoeding van kinderen, geestelijke gezondheid, recreatie, enz. In de tehnocratie streeft alles ernaar puur technisch te worden, het voorwerp van beroepsmatige aandacht. Daarom is de technocratie het bewind van deskundigen – of van degenen die de deskundigen in dienst kunnen nemen.

Ook deze analyse weerlegt Mak’s bewering dat er sprake is van 'het vitale karakter van de Amerikaanse democratie.' Morgen meer daarover. Dan ook meer over het visionaire boek Travels With Charley.

1 opmerking:

AdR zei

"een oudere man die zichzelf overschreeuwde"

Maar die op dat ogenblik toch nog een stuk jonger was dan Mak die hem dit verwijt.
Ken u zelve...

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...