dinsdag 5 februari 2013

'Deskundigen' 100



Hopper toont een momentopname, of in het filmjargon, een ‘still’ [...] Hier is ‘ennui’ uitgedrukt, de verveling, waarvan Hopper… als het ware de moderne allegorie verbeeldt.
Ivo Kranzfelder. Hopper. 1882-1967. Visioen van de Werkelijkheid. 2000

Verveling voelen we als we niet weten waar we op wachten. De gedachte dat we dat wel weten of menen te weten, is meestal niet meer dan de uitdrukking  van onze oppervlakkigheid en warhoofdigheid.
Walter Benjamin. Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit. 1935

De generatie die na de Tweede Wereldoorlog werd geboren, bevrijdde zich van seksuele dwang en keerde zich in zichzelf; binnen het tijdsbestek van die ene generatie is het publieke leven vernietigd. De stelling van dit boek is dat die opvallende tekens van een ontspoord privé-leven en een publiek leven dat leeg is, het einde aanduiden van een lang proces. Ze zijn het resultaat van een verandering die inzette met de ondergang van het ‘ancien régime’ en de opkomst van een nieuwe, kapitalistische, seculiere en stedelijke cultuur.
Richard Sennett. The Fall of Public Man. 1977

In Hoppers schilderijen worden sfeer en stemming maar zelden opgeroepen door de gezichtsuitdrukking van de figuren – ze worden vooral bepaald door de omgeving en de lichaamshouding…. Meestal schilderde Hopper algemene, verwisselbare gezichten met toch ook individuele trekken… Volgens de literatuurwetenschapper Gerd Mattenklott is een nivellering (‘verbleking’) van karakters een effect van de grote stad. Hij concentreert zich daarbij op mannen van middelbare leeftijd. De man in Hoppers schilderij (Kamer in New York. svh) bevindt zich ook in deze levensfase, die door Mattenklott omschreven wordt als ‘de vitaalste, ijverigste, meest maatschappelijke… Het opgeslokt worden door de dagelijks terugkerende eisen die het leven stelt, is dan het grootst. Wanneer de prestatiedrang op zijn hoogtepunt is, gaat het karakter richting nul; het werkt alleen nog als een soort aura dat men verwierf tijdens de fase van opkomst. Wie zich op die leeftijd op de borst klopt en allures heeft, moet toch wel heel dom zijn of zichzelf niet kennen. De middelbare leeftijd is een grote leegte, een periode van absolute onverschilligheid van het karakter.’ 
Ivo Kranzfelder. Hopper. 1882-1967. Visioen van de Werkelijkheid. 2000

Elke stemming, hoe alledaags of gewoon ook, kan worden uitgedrukt. De aanblik van een geasfalteerde straat in de blakerende zon, auto’s, locomotieven op verlate stations, de stromende regen die een gevoel van leegte in ons opwekt… heel het verstikkende leven van alledag in een Amerikaanse provinciestad en daarachter de trieste verlatenheid van het landschap van de voorsteden.
Edward Hopper. 1928


De kracht van Hoppers vaak melancholische afbeeldingen is dat hij laat zien hoe paradoxaal het leven van de moderne mens is geworden. Hoewel hij in de ruimte steeds zichtbaarder is geworden, is de massamens tegelijkertijd steeds geisoleerder. Zichtbaarheid leidt niet tot communicatie maar tot grotere beheersing van het individu. Hoe meer hij op zichzelf wordt terug geworpen des emotioneel afhankelijker hij van de groep wordt. Het individualisme wordt aanbeden, terwijl het conformisme wordt afgedwongen. Temidden van al die glazen ramen en hoge spiegels ziet de mens allereerst zichzelf weerkaatst, om vervolgens de ander te kunnen begluren zonder dat daaruit een contact ontstaat. De Amerikaanse socioloog en hoogleraar Richard Sennett in The Fall of Public Man:

De idee van de ‘doorzichtige muur’ wordt door veel architecten niet alleen aan de buitenkant van een gebouw toegepast, maar ook binnen. Door het afschaffen van muren binnen het kantoor verdwijnt alles wat het zicht belemmert; de hele etage wordt een grote open ruimte... De plaatsing van de muren, verzekeren de ontwerpers ons, verhogen de efficientie op kantoor, want wanneer mensen de hele dag zijn blootgesteld aan de blikken van anderen, wordt de neiging af en toe een praatje te maken minder en neemt de concentratie toe. Als iedereen door een ander in de gaten wordt gehouden, wordt het minder gezellig, want zwijgen is dan de enige mogelijkheid je af te schermen.

Zwijgen door je in de publieke ruimte te verbergen achter het scherm van een laptop of door voortdurend een mobiele telefoon tegen je oor te drukken. Werk en vrije tijd maken in dit opzicht geen verschil, in beide gevallen ‘gedragen figuren zich, waar ze ook zijn, vrijwel op dezelfde manier,’ constateert Kranzfelder in het werk van Hopper, die ‘kennelijk [wil] uitdrukken dat een verandering van plaats onmogelijk is, een illusie. De menselijke omstandigheden zijn onveranderbaar en altijd aanwezig.’ De mens zit gevangen in de absurditeit van het eigen bestaan, in het centrum van zijn existentiele eenzaamheid. De vooruitgangsideologie houdt hier geen rekening mee en versterkt deze tendens alleen maar. De massamens is altijd gemobiliseerd, en is nooit waar hij is, hij is voortdurend als het ware op de vlucht, in een auto, met een walkman op de fiets, of pratend in een mobiele telefoon, en altijd weer op zoek naar kicks. Get Your Kicks on Route 66.’ En ‘Born to be wild. Get your motor runnin'/ Head out on the highway/ Looking for adventure/ In whatever comes our way/ Fire all of your guns at once/ And explode into space.’  Opnieuw Sennett: In onze nieuwe seculiere wereld werd de fantasie dat fysieke objecten psychische dimensies hebben vanzelfsprekend,’ aldus de gouden regel van de reclame en de public relations industrie die jaarlijks ontelbare miljarden opslokken. Men koopt geen product, maar een beeld. Niet de werkelijkheid telt, maar de image ervan. In dat bewustzijn bestaat geen waarheid en al helemaal niet de werkelijkheid. Alles is slechts een subjectieve ervaring van wat zich afspeelt, en dus heeft iedereen evenveel gelijk. Zo kan het gekladder van een peuter doorgaan voor een meesterwerk, een domoor hoogleraar worden, en kan de grootste oplichter gezien worden als een goed geinformeerde journalist. 


Als alles betekenis heeft bezit niets het meer. Hoe moet de mens kunnen bepalen wat waar is of niet waar, wanneer hij voortdurend gebombardeerd wordt met triviale nonsens? Hoe moet het individu weten wat de werkelijkheid is wanneer hij verloren is geraakt in de virtuele circus van reclame en massamedia? Sennett: ‘De verheerlijking van de objectiviteit en de eenkennige overgave aan het feit, waardoor de wetgenschap in de vorige eeuw werd beheerst, was in feite de onbewuste voorbereiding op ons tijdperk van radicale subjectiviteit.’ Door momentopnames te laten zien, toont Hopper hoe de mens vandaag de dag de bevroren tijd ervaart. Van vooruitgang is geen sprake, het leven wordt getekend door de verveling waaraan niet te ontsnappen valt, zelfs niet door de kick van het spektakel. Zodra de oorspronkelijke impuls is uitgewerkt heeft de verslaafde weer een shot nodig. Zelfs de gewone kick is op den duur onvoldoende, de verslaafde heeft een steeds grotere dosis nodig om de oorspronkelijke ervaring te kunnen herbeleven. Er rest dan maar één uitweg, net als die van de junkie: afkicken. Cold Turkey. Het accepteren van onze onbeduidendheid, nietigheid, en het oog hebben voor het grote raadsel dat achter alles verborgen ligt. De dichter Joseph Brodsky:

When hit by boredom, go for it. Let yourself be crushed by it; submerge, hit bottom. In general, with things unpleasant, the rule is, the sooner you hit bottom, the faster you surface. .. The reason boredeom deserves such scrutiny is that it represents pure, undiluted time in all its repetitive, redundant, monotonous splendor.
In a manner of speaking, boredom is your window on time, on those properties of it one tends to ignore to the likely peril of one’s mental equilibrium. In short, it is your window on time’s infinity, which is to say, on your insignificance in it… For boredom speaks the laguage of time, and it is to teach you the most valuable lesson in your life – the one you didn’t get here, on these green lawns – the lesson of your utter insignificance. It is valuable to you, as well as to those you are to rub shoulders with. ‘You are finite,’ time tells you in a voice of boredom, ‘and whatever you do is, from my point of view, futile.’ As music to your ears, this, of course, may not count; yet the sense of futility, of limited significance even of your best, most ardent actions is better than the illusion of their consequences and the attendant self-aggrandizement.


Brodsky koppelt het doden van de tijd, de verveling, met de hybris, de grootheidswaan van de mens die ervan uitgaat in het centrum van het universum te staan, terwijl alles, werkelijk alles, om zijn nietig ego heendraait. Het is het gedoe van alle doe-mensen die collectief hun eigen ondergang bespoedigen. Sinds het begin van het christendom heeft de westerse cultuur een absurde relatie onderhouden met het fenomeen tijd. Door de leer van het verstoten zijn uit het paradijs zat de mens zijn tijd op aarde uit, in afwachting van het echte leven in het paradijselijke hiernamaals. En nadat de christelijke God verstoten was zocht de mens zijn heil in de materie en begon hij zichzelf te aanbidden als de zoon van de titaan Prometheus, een hoogmoed die hem blind maakte voor de werkelijkheid en die -- zoals de oude Grieken wisten – uiteindelijk meedogenloos wordt afgestraft. Het individualisme verving de gemeenschap, en zijn tijd kon niet zinloos worden doorgebracht. Om betekenis te geven aan het leven op aarde werd het dogma: Time is Money ingevoerd. Tijd werd materie. Tijd was er niet meer om af te wachten tot men eindelijk naar de hemel kon, maar tijd is geld geworden. Alleen geld geeft zin en betekenis aan de tijd. Opmerkelijk genoeg neemt naarmate het leven belangrijker is geworden, de angst voor de dood toe, aangezien de dood zinloos is geworden. De tijd houdt dan op en daarmee de mens die zichzelf en zijn materie verheerlijkt. Het moment van verveling is dus een confrontatie met de dood en de eigen nietigheid ten overstaan van de oneindigheid van tijd en ruimte. Brodsky zei daarover voor een auditorium vol jonge rijke afgestudeerde Amerikaanse studenten:

For boredom is an evasion of time into your set of values. It puts your existence into its perspective, the net result of which is precision and humility. The former you learn about your own size, the more humble and the more compassionate you become to your likes, to that dust aswirl in a sunbeam or already immobile atop your table. Ah, how much life went into those flecks! Not from your point of view but from theirs. You are to them what time is to you; that’s why they look so small… You are insignificant because you are finite. Yet the more finite a thing is, the more it is charged with life, emotions, joy, fears, compassion. For infinity is not terribly lifely, not terribly emotional. Your boredom, at least. tells you that much. Because your boredom is the boredom of infinity… Try to embrace, or let yourself be embraced by, boredom and anguish, which anyhow are larger than you. No doubt you’ll find that bosom smothering, yet try to endure it as you can, and then some more. Above all, don’t think you’ve goofed somewhere along the line, don’t try to retrace your steps to correct the error. No, as the poet said, ‘Believe your pain.’

En voor de slechte verstaander voegde Joseph Brodsky hieraan toe: ‘If you find all this gloomy, you don’t know what gloom is.’  Waar Brodsky uiteindelijk op doelde is het feit dat de mens er nooit in zal slagen het lijden te ontsnappen omdat het inherent aan het leven is. Er is geen verlossing zoals het Christendom en de Verlichting beloven. Daarvan waren de oude Grieken diep doordrongen en gaf hen de grootsheid die aan beide verlossingsleren ontbreekt. De Amerikaanse dichter en vertaler van Griekse tragedies, wijlen Robert Fagles, schreef in een inleiding van Sophocles’ tragedie Oedipus the King met betrekking tot koningin Jocasta, moeder en echtgenote van Oedipus:

Jocasta thought that there was no order or design in the world, that dreams and prophecies had no validity; that man had complete freedom because it made no difference what he did – nothing made any sense. She was wrong; the design was there, and when she saw what it was she hanged herself. But the play now seems to give us a view of man’s position that is just as comfortless as her acceptance of a meaningless universe. What place is there in it for human freedom and meaningfull action? Oedipus did have one freedom: he was free to find out or not find out the truth… One freedom is allowed him: the freedom to search for the truth, the truth about the prophecies, about the gods, about himself. And of this freedom he makes full use. Against the advice and appeals of others, he pushes on, searching for the truth, the whole truth and nothing but the truth. And in this search he shows all those great qualities that we admire in him – courage, intelligence, perseverance… This freedom to search, and the heroic way in which Oedopus uses it, make the play not a picture of man’s utter feebleness caught in the toils of fate, but on the contrary, a heroic example of man’s dedication to the search of truth, the truth about himself. This is perhaps the only freedom, the play seems to say, but there could be none more noble.
Dit tragische levensgevoel staat diametraal tegenover het verlossingsgeloof van het christendom en de Verlichting die beide de mens tenslotte in een cul de sac hebben geleid. Robert Fagles:
ignorance can be remedied, the ignorant can learn, and the force with which Oedipus now reasserts his presence springs from the truth he now understands: that the universe is not a field for the play of blind chance, and that man is not its measure. This knowledge gives him a new strength which sustains him in his misery and gives him the courage needed to go on living, though he is now an outcast, a man from whom his fellow-men recoil in horror… The catastrophe of the tragic hero thus becomes the catastrophe of… man; all his furious energy and intellectual daring drive him on to this terrible discovery of his fundamental ignorance – he is not the measure of all things but the thing measured and found wanting.
Ook in dit opzicht zijn de thema’s van de oud-Griekse tragedieschrijvers 2500 jaar nadien nog steeds actueel.
Sophocles’ play has served modern man and his haunted sense of being caught in a trap not only as a base for a psychoanalytic theory which dooms the male infant to guilt and anxiety from his mother’s breast, but also as the model for a modern drama that presents us, using the ancient figures, our own terror of the unknown future which we fear we cannot control – our deep fear that every step we take forward on what we think is the road of progress may really be a step toward a foreordained rendezvous with disaster. The greatest of these modern versions is undoubtedly Jean Cocteau’s Machine Infernale; the title alone is, as the French say, a whole program. Cocteau also worked with Stravinsky on an operatic version of the Sophoclean play (the text in liturgical Latin), and for a recording of this work he wrote a prologue that sums up his compelling vision of man’s place in a strange and haunted universe. ‘Spectateurs,’ the author says in his forceful, rather nasal voice, ‘sans le savoir…’ without knowing it, Oedipus is at grips with the powers that watch us from the other side of death. They have spread for him, since the day of his birth, a trap and you are going to watch it snap shut… Nothing mortal can resist the chages Time brings: not bodily strength, not friendship between man and man, still less between city and city. No man can be confident of the future; human confidence is based on total ignorance.
Gemeten naar de kennis van de goden of de natuur, zo u wilt, is ‘human knowledge at its greatest ignorance compared to theirs… It is a universe governed by powers in whose justice man must assert, in ignorance and with little hope of confirmation, a desperate belief.
Maar dit diepe inzicht betekent een frontale aanval op de hoogmoed van het technocratisch systeem en zal dus nooit door het neoliberale geloof worden geaccepteerd, laat staan geincorporeerd. Morgen meer daarover.


Geen opmerkingen: