maandag 15 september 2014

Barbara Oomen en de Mensenrechten 12


De redenen om mij niet publiekelijk (wel in mijn omgeving) uit te spreken tegen de oorlogsmisdaden van Israël zijn praktisch van aard. Ik volg de misdaden, met afschuw en ontzetting, als krantenlezer, en niet als expert (for what it’s worth). Er zijn – zo denk ik – veel mensen die veel meer weten van, en beter geëigend zijn om de publieke opinie op dit gebied te voeden dan ik.
Barbara Oomen. Woensdag 3 september 2014

Het nieuws sterkt mij in mijn mening dat het hier gaat om een zwaar ongelijke strijd, met afschuwelijke gevolgen voor de Palestijnen. Mijn standpunt hierover is natuurlijk openbaar: als burger volg ik de berichten over de oorlog met afschuw en ontzetting, en als jurist ben ik van mening dat het hier gaat om oorlogsmisdaden, en voortdurende schendingen van de rechten van de mens.
Barbara Oomen. Zaterdag 13 september 2014
http://stanvanhoucke.blogspot.nl/2014/09/barbara-oomen-en-de-mensenrechten-11.html

Anoniem heeft een nieuwe reactie op uw bericht "Barbara Oomen en de Mensenrechten 10" achtergelaten: 

Vraag een dom blondje: 'Waarom ze altijd zo onder druk staat.' 
Als ze antwoord met 'Nou?' Zeg dan: 'Dat vertel ik je morgen.' 

Waarom werkt zo'n mopje op de lachspieren? Er zijn ongetwijfeld meerdere redenen maar ik zal vertellen waarom ik er in dit commentaar over begin. 
De impliciete humor van die gepikeerd zijn met zich meebrengt. Niet vanwege het discriminerende 'domme blondje' - hier had zelfs een nog minder 'politiek correcte' typering gekund, omdat men de schaamteloze typering op grond van uiterlijkheid of identiteit ook kan vervangen door te refereren aan andere triviale onzin dingen waar je niets aan kunt doen en het niet iemands verdienste betreft; afkomst, gender, (sinds kort) seksuele oriëntatie of nationaliteit en vast nog wel meer- maar de aanstoot die er door een groot ego aan genomen kan worden. Het is een gewetensvraag als grap verpakt. Wanneer men namelijk aanstoot neemt aan de typering 'dom blondje' waar, in plaats daarvan ook bijvoorbeeld 'Belg' had kunnen staan, dan ontgaat de 'clue', de betekenis ervan, die het juist daarom zo hilarisch maakt. Vooroordelen worden erdoor juist belachelijk gemaakt waardoor het de lachlust opwekt! Dát is grappig voor iemand die er een gezonde dosis zelfkritiek op na houd. (We houden er namelijk zelf ook zo af en toe onze vooroordelen op na) Min of meer maakt het ons menselijker en houdt het ons een spiegel voor. Pesten zonder de intentie te kwetsen dus, maar ook om om jezelf kunnen lachen of om de ridiculiteit van onze vooroordelen. De uitwerking ervan is de expressie van verlichting door humor. Er is een hele industrie die er zijn brood mee verdient, van Youp van het Hek tot Freek De Jonge. Vat het vooral ernstig op en wees in je eer gekwetst en mensen met humor scheppen er nog meer plezier in. Dat is een wet en ik ben geen jurist.

Zulke noties van 'aanstoot nemen' relativeren precies dat waarvan de Professor meent te moeten beweren dat het haar stoort dat het hier 'irrelevante zaken' betreft waarvan ze de journalist van beticht en waar ze op terug meent te moeten komen, omdat het kennelijk haar eigenwaarde aantast en dat het niet alleen meer aandacht in de discussie verdient, nee daar gaat het haar om. Laten we vooral daar op letten. 

Nu wil ik best geloven dat ze gekwetst is doordat ze ervan beschuldigd wordt zelf ook moeder te zijn en hoe ze het over haar hart kan verkrijgen er niet alles aan te doen om ervoor te zorgen dat ook Palestijnse kinderen een kans krijgen te overleven of dat te kunnen doen zonder er immense psychische of materiële schade aan over te houden. Maar beschikt men wel over voldoende kennis en expertise hier zich publiekelijk over uit te laten? 

Ze geeft aan het daar werkelijk 'moeilijk mee te hebben' de oorlogsmisdaden', ze is er mee 'begaan'. En lijkt te zeggen: 'Maar wat doe je eraan? 

Zo toont het haar gespletenheid - of de onvolkomen realisatie dat: 'zeggen en doen' twee verschillende dingen zijn - waar, 'het zet mij aan het denken' een vrijblijvend excuus lijkt om niet tot actie over te hoeven gaan, of zich nader te verklaren over wat ze eraan gaat doen. Welke conclusies verbind ze aan deze gewetensvragen? Beschouwt ze het als een aanslag op haar persoonlijke levenssfeer? Een aanklacht tegen haar professionele beroepsuitoefening of beiden? Het liefst het eerste. 

Anoniem heeft een nieuwe reactie op uw bericht "Barbara Oomen en de Mensenrechten 10" achtergelaten: 

Ik denk dat de journalist Stan Van Houcke, alleen al uit hoofde van zijn functie, hier hele directe relevante stelde en het is van hem bekend dat hij niet bang is persoonlijk te worden. Men zou dit op kunnen vatten als 'op de man/vrouw' spelen en in haar reacties doet de Professor er, al dan niet bewust, alles aan om die indruk te wekken, dat het DAAROVER zou gaan, aldus pogend de discussie te verleggen naar het domein van zoiets als algemeen 'fatsoen', deze te beperken tot waar het 'onkies' zou zijn' dat, uitgerekend zij, hierover verantwoording zou moeten afleggen. Want anders dan dreigt er wat... 

Dat verantwoording afleggen samenhangt met haar publieke functie dringt kennelijk maar zeer ten dele tot haar door. Of ze is er zo verbolgen over dat ze debat trucjes begint te gebruiken uit het repertoire eerder door Schopenhauer geschetst. Heeft ze voldoende verstand van debatteren om zich te verweren?

Daarom: 'Don't shoot the piano player' mevrouw Oomen. Niemand kan U dwingen praktijken te negeren of praktijken gestalte te geven. Of het nu stukken schrijven of kritiek op de selectieve verontwaardiging van het gesubsidieerde CIDI betreft en dat gedachten zijn die in U opkomen of dat U iets anders verzint om Uw geweten dusdanig te laten functioneren zodat U niet van 'onverschilligheid' kunt worden beschuldigd. Uiteindelijk bent U vrij om zelf af te wegen wat betamelijk is. Tenzij men niet over voldoende kennis van 'wat betamelijk is' beschikt. Normen en waarden weet U wel. Opletten is ook maar betrekkelijk net als bedreigd zijn overigens.

Misschien klopt het wel dat de journalist U dwingt publiekelijk duidelijker stelling te nemen. Dat U het onterecht vindt het als bedreiging kwalificeert zou U aan het denken moeten zetten. Houdt het U ook niet scherp? Wat had hij beter kunnen doen? U laat zich er niet over uit. Doet U echt alles wat U kunt wanneer U een onderscheid aanbrengt tussen Uw privesfeer en Uw werk. Waarom bent U twee verschillende personen? Laat ze eens met elkaar discussiëren en beslis dan waar U eindigt en de ander begint. Wat is de werkelijkheid toch weerbarstig. Keek er maar niemand toe...

Tot slot: 

Kunt U verwijzen naar waar en hoe U als mensenrechten-deskundige Uw invloed aanwend en om welke kranten artikelen of tv optredens waar U aan refereert het gaat?

En kunt U aangeven hoe U, uit hoofde van Uw functie de structurele onderdrukking en terrorisering van een volk gestalte probeert te geven, een halt probeert toe te roepen? 

Zonder te overdrijven kan men stellen dat het huidige academische niveau van de gezeten burgerij in de polder van een beschamend pover gehalte is, zeker wanneer men dat vergelijkt met het niveau van de intelligentsia in bijvoorbeeld de Angelsaksische wereld, of wanneer dat wordt vergeleken met het niveau van wat in de vorige eeuwen onder de westerse intelligentsia gangbaar was. Nu ik ditmaal getuige ben van het gedraai van een conformistische en opportunistische carrièrist als professor dr. Barbara Oomen moet ik  denken aan de intellectuele integriteit van bijvoorbeeld de Britse historicus Edward Gibbon die in The Decline and Fall of the Roman Empire (1776) zo haarscherp over Augustus opmerkte, de eerste Romeinse keizer: 

Augustus was sensible that mankind is governed by names; nor was he deceived in his expectation, that the Senate and people would submit to slavery, provided they were respectfully assured that they still enjoyed their ancient freedom.

Dit feit is van alle tijden en wordt hier schitterend verwoord met een intellectuele integriteit die we nooit aantreffen onder wat Henk Hofland betitelt als 'de politiek-literaire elite' in Nederland. Hier in het gecorrumpeerde poldermodel speelt de academicus precies hetzelfde doortrapte politieke spelletje dat wij kennen van de politicus en de zakenman. In het geval van Israel valt op hoe gewillig de mainstream is om te collaboreren met de zionistische terreur tegen de Palestijnse bevolking. Wijlen Jan Blokker constateerde terecht dat 

na de Tweede Wereldoorlog het jodendom in de christelijke wereld vrijwel heilig [is] verklaard en geen volk dat in die processie zo hard vooroploopt als de Nederlanders.

Het antisemitisme is omgeslagen in zijn keerzijde, het filosemitisme, dat als een destructieve kracht wordt gericht op de Palestijnse bevolking. Het christelijke antisemitisme is in het Midden-Oosten gedumpt, middels de creatie van een staat waar joodse overlevenden van de Europese genocide naartoe konden vluchten. Daarmee verdween het Europese antisemitisme niet. Geen sprake van, het kreeg een nieuwe vorm, het bleef manifest in de vorm van het filosemitisme, dat met zijn gecultiveerde haat tegen Arabieren, moslims in het algemeen, een uitlaatklep is geworden van de eeuwenoude ressentimenten van de doorgaans rancuneuze kleinburger. Vandaar dat de Spanjaard Javier Solana, van 1999 tot eind 2009 Hoge vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijke Buitenlandse- en Veiligheidsbeleid en secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie. In die hoedanigheid fungeerde hij tevens als voorzitter van het de raad van bestuur van het Europees Defensieagentschap. Daarnaast was hij van 1999 tot 2009 secretaris-generaal van de West-Europese Unie (WEU), als Europa's machtigste man onweersproken kon verklaren:

Israel is a member of the European Union... Allow me to say that Israel is a member of the European Union without being a member of its institutions.' He added that Israel is an 'integral part of all EU programmes,' contributing with its eminent know-how in leading technologies. He pointed out that while not being a candidate for admission, Israel has closer ties to the European Union than even those countries which are poised for membership... He concluded by saying that Israel was not responsible for the sluggish pace of the Israeli-Palestinian peace process, which was simply due to a problem of methodology,

Met andere woorden: de zelfbenoemde 'Joodse staat,' waarover professor Oomen 'de berichten over de oorlog met afschuw en ontzetting,' volgt en die zij 'als jurist' kwalificeert als 'oorlogsmisdaden,' heeft 'nauwere banden' met de EU dan 'even those countries which are poised for membership.' Het al decennialang stelen van Palestijns land, het bezetten van de Palestijnse gebieden, het permanent bewust vermoorden van Palestijnse kinderen, zoals onder andere Amnesty heeft gedocumenteerd, en herhaaldelijke collectieve bestraffing van de Palestijnse bevolking door een militaire strategie die volgens Joods-Israelische generaals zelf gekenmerkt wordt door 'disproportioneel geweld,' mag van de westerse elite in onder andere 'Brussel' en Den Haag ongestoord doorgaan. En al die tijd zwijgt professor dr. Barbara Oomen, hoogleraar Sociologie van de Mensenrechten en 'dean van het University College Roosevelt,' in het openbaar over deze weerzinwekkende Europese collaboratie met de Israelische terreur. Nu zij publiekelijk wordt aangesproken op haar persoonlijke verantwoordelijkheid als allereerst mensenrechten-specialist voelt zij zich ineens bestookt met, in haar woorden, 'dreigmails.' Een beter voorbeeld van de corrumperende werking van het poldermodel is nauwelijks denkbaar. Net als de decadente Romeinse establishment wordt Oomen cum suis 'governed by names,' namen, begrippen als bijvoorbeeld mensenrechten en democratie, en is zij samen met de academische mainstream bereid om zich te onderwerpen aan 'slavery, provided they were respectfully assured that they still enjoyed their ancient freedom.' De gerespecteerde Amerikaanse historicus Erich S. Gruen wees in The Last Generation Of The Roman Republic (1974) op het volgende:

Some discern a moral rot that ate at the vitals of society, a self-centered and divisive spirit that dispersed a once integrated community into warring component parts. The ruling class has come in for most of the criticism: narrow, selfish, and blind, they ignored the evils of their times; by hoarding their own privileges, they hastened catastrophe. Social upheaval is stressed by many: increased violence, the discontents of the urban masses and the rural poor, which splintered the Republic’s unity and destroyed confidence in its institutions. The Ciceronian period witnessed, so it has been said, an age of individualism: the sense of communal attachment dissolved, to be replaced by an adherence to powerful and ambitious individuals who cared naught for the Republic except as an object for manipulation. A political realm was transformed into a cockpit for armies and their commanders. The once sedate and stable society gave way to a revolutionary era, which shattered the mos maiorum and left divided populace grasping after a new structure. Finally, a glib pronouncement has condemned the Republic: the city-state was incapable of governing an empire. Imperial holdings had reached proportions that demanded a fundamental overhauling of government and society. The fall of the Republic was inevitable – and desirable.

De Barbara Oomen's van onze tijd zijn net als de Romeinse geprivilegieerden in hun nadagen: 'narrow, selfish, and blind, they ignored the evils of their times; by hoarding their own privileges, they hastened catastrophe.' In tegenstelling tot Gibbon zal zij er niet in slagen door de facade heen te prikken om te ontdekken dat alles toch weer een kwartslag anders is:

The tender respect of Augustus for a free constitution which he had destroyed can only be explained by an attentive consideration of the character of that subtle tyrant. A cool head, an unfeeling heart, and a cowardly disposition prompted him at the age of nineteen to assume the mask of hypocrisy, which he never afterwards laid aside… 

His virtues, and even his vices, were artificial; and according to the various dictates of his interest, he was at first the enemy, and at last the father, of the Roman world. When he framed the artificial system of the Imperial authority, his moderation was inspired by fears. He wished to deceive the people by an image of civil liberty, and the armies by an image of civil government…

Augustus was sensible that mankind is governed by names; nor was he deceived in his expectation that the senate and people would submit to slavery, provided they were respectfully assured that they still enjoyed their ancient freedom. A feeble senate and enervated people cheerfully acquiesced in the pleasing illusion, as long as it was supported by the virtue, or by even the prudence, of the successors of Augustus. It was a motive of self-preservation, not a principle of liberty, that animated the conspirators against Caligula, Nero, and Domitian. They attacked the person of the tyrant, without aiming their blow at the authority of the emperor.


Later meer.






Geen opmerkingen: