zaterdag 19 maart 2016

Vluchtelingenstroom 81

One thought alone preoccupies the submerged mind of Empire: how not to end, how not to die, how to prolong its era. By day it pursues its enemies. It is cunning and ruthless, it sends its bloodhounds everywhere. By night it feeds on images of disaster: the sack of cities, the rape of populations, pyramids of bones, acres of desolation.
― J.M. Coetzee. Waiting for the Barbarians. 1980

In 1997 verscheen het boek Promised Land, Crusader State. The American Encounter With The World Since 1776, geschreven door  Pulitzer Prize-winnaar, Walter A. McDougall, Amerikaans hoogleraar Internationale Betrekking en Geschiedenis aan de Universiteit van Pennsylvania, wiens opvattingen door Henry Kissinger in een recensie voor de New York Times aldus werden: 

In his sweeping history of U.S. foreign policy, Walter McDougall advances a thoughtful new view of America’s conduct of world affairs over two hundred years. In illuminating the varying principles that have governed our international relations, Promised Land, Crusader State provides a valuable guide for today’s policy makers.

Gezien Kissinger’s verleden van oorlogsmisdaden is het interessant uit professor McDougall's studie te citeren. Zijn uitgangspunt is dat de 'American enterprise' voortkwam uit twee

impulses: Enlightenment rationalism, with its universal notions of natural law and human rights doctrine, and a Christian anthropology that stressed the flawed and unchangeable nature of man. The first impulse infused Americans with sublime aspiration, but also tempted them to imagine themselves a kind of Gnostic elite possessed of a universal method for ordering human affairs.

Vanaf het allereerste begin zijn deze ‘impulsen’ gecorrumpeerd. McDougall:

The second, religious impulse infused Americans with humility and caution, but also tempted them to imagine themselves a spiritual elite possessed of a sort of monopoly of truth and called by Providence to right all wrongs,

waarbij moet worden opgemerkt dat de ‘humility and caution’ in de ‘religious impulse’ ogenblikkelijk het gewetenloos uitmoorden van talloze Indianen volkeren tot gevolg hadden, en het stelen van hun land door de 'Gnostic elite possessed of a universal method for ordering human affairs.' McDougall's gebruik van het begrip 'gnostic' is veelzeggend wanneer men uitgaat van de ware betekenis van het woord:

Gnosis duidt op mystieke, geheime (in de betekenis van 'verborgen') kennis,

met andere woorden: hier is sprake van een 'elite' die op grond van metafysische 'kennis' voorbeschikt meent te zijn om over de mensheid te heersen. Dat geloof is tevens de hoeksteen van het 'Amerikaans exceptionalism,' oftewel:

the distinct belief that the United States is unique, if not superior, when compared to other nations. Champions of American exceptionalism hold that because of its national credo, historical evolution, and unique origins, America is a special nation with a special role – possibly ordained by God – to play in human history. The belief in American exceptionalism is a fundamental aspect of U.S. cultural capital and national identity. It is an essential part of America’s political, cultural, and social DNA,

aldus de formulering van de Amerikaanse academici David Weiss en Jason A. Edwards in de essaybundel The Rhetoric of American Exceptionalism (2011). Ik citeer McDougall’s visie omdat zij een helder inzicht verschaft in de denkwereld van de beleidsbepalers van de Amerikaanse politieke en financieel-economische elite. McDougall uit verhulde kritiek op deze meedogenloze politiek en verklaart het bankroet ervan ondermeer als volgt:

as the nineteenth century wore on, Americans came gradually to reinterpret their original impulses in ways that eroded the ability of each to act as a check on the other… the assault on revealed religion propelled by ‘higher criticism’ of the Bible, the growing prestige of science, and the power and promise of industrial technology encouraged secular thinkers to act as if their doctrine of progress constituted a veritable religion, complete with a teleology promising that through America the world would approach perfection.

De Amerikaanse historicus laat zien hoe de 'oorspronkelijke impulsen’ werden 'uitgehold,' waardoor het evenwicht al snel ernstig was verstoord. Belangrijk te onthouden is dat de Europese kolonisten bij de genocide van de oorspronkelijke bewoners en het roven van hun land niet gedreven werden door idealistische motieven, maar eenvoudigweg door pure hebzucht en een onbeheersbare drang naar macht. Natuurlijk werden die motieven verpakt in hoogdravende bewoordingen. Professor Walter McDougall:

The tendency of Protestant divines at the time of the Revolution to identify New Israel with the United States rather than with the Church Universal was an appalling conceit, however much it encouraged a young nation risking its all for freedom. Then millenarianism, not only in marginal sects but in the preachments of mainstream denominations by the 1830s and '40s, testified to the spread of a heresy: the presumption that man can prepare a place for the messiah (instead of the other way around) and so create heaven on earth... by the twentieth century, politics came increasingly to function as a religion, and religion degenerated into politics. America the Crusader State held that to refrain from trying to change the world was immoral (and stupid).

De belangrijkste 'impuls' van de almaar voortdurende gewelddadige poging 'to change the world' is evenwel de kapitalistische doctrine van de economische groei, die nieuwe buitenlandse markten en steeds meer grondstoffen noodzakelijk maakt, waardoor het Amerikaans expansionisme onvermijdelijk blijft doorgaan. In 1907 wees de latere Amerikaanse president Woodrow Wilson tijdens een college aan Columbia University erop dat:

Since trade ignores national boundaries and the manufacturer insists on having the world as a market, the flag of his nation must follow him, and the doors of the nations which are closed must be battered down… Concessions obtained by financiers must be safeguarded by ministers of state, even if the sovereignty of unwilling nations be outraged in the process. Colonies must be obtained or planted, in order that no useful corner of the world may be overlooked or left unused.

Op zijn beurt was de overtuigde imperialist, president Theodore Roosevelt, van mening dat ‘braakliggende ruimtes’ zeker niet 'gereserveerd moeten worden voor het gebruik van verspreid levende primitieve stammen, wier leven slechts een paar graden minder betekenisloos, smerig, en meedogenloos is dan dat van de wilde beesten met wie ze het gebied delen.'

De werkelijkheid weerspreekt de overtuiging van een opiniemaker als Geert Mak dat de machtigen in Washington en op Wall Street:

een begin van orde brachten in de mondiale politiek en economie.

De veronderstelling dat de witte christelijke beschaving 'orde' bracht in de wereld zegt veel over hoe het eurocentrische mens- en wereldbeeld nog steeds de spil is waar de westerse ideologie om heen draait. Daardoor werd een wanorde geschapen juist daar waar een natuurlijke orde had bestaan, zoals bijvoorbeeld Lakota-chief Luther Standing Bear opmerkte:

The American Indian is of the soil, whether it be the region of forests, plains, pueblos, or mesas. He fits into the landscape, for the hand that fashioned the continent also fashioned the man for his surroundings. He once grew as naturally as the wild sunflowers; he belongs just as the buffalo belonged.

De witte man heeft echter nog steeds niet zijn plaats gevonden in de VS, het lukt hem niet om werkelijk te wortelen. Vandaar dat hij zijn geluk buiten de eigen omgeving blijft zoeken. Het is alsof er een vloek op zijn land rust. Hij slaagt er niet in te aarden, zijn bewustzijn blijft gemobiliseerd. Op die manier werd de Europese emigrant, die zijn werelddeel was ontvlucht, de nieuwe imperium-bouwer nadat de kolonialistische Europeanen hun energie in twee wereldoorlogen hadden verspild, en berooid in hun verwoest werelddeel waren achtergebleven. De witte man uit de christelijke beschaving is al sinds 1492 'on the road,' op zoek naar goud, naar kicks, naar verlossing dat hij meent te vinden in datgene wat hij nog niet bezitt. Voor hem biedt land slechts een tijdelijk onderkomen, het is alleen het vertrekpunt voor nieuwe veroveringen. Zodra hij denkt dat elders meer te halen is trekt hij verder, hij kent het begrip 'belong' niet, hoe intens ook zijn verlangen mag zijn om onderdeel van een geheel te zijn. In 1862 beschreef de Franse aristocraat Alexis de Tocqueville in het tweede deel van Democracy in America  de rusteloosheid in de nieuwe wereld als volgt:

It is strange to see with what feverish ardor the American pursue their own welfare; and to watch the vague dread that constantly torments them, lest they should not have chosen the shortest path which may lead to it.

A native of the United States clings to this world's goods aas if he were certain never to die; and he is so hasty in grasping at all within his reach, that one would suppose he was constantly afraid of not living long enough to enjoy them. He clutches everything, he holds nothing fast, but soon loosens his grasp to pursue fresh gratifications.

Dit meestal onbewuste motief is verantwoordelijk geweest voor de westerse vervreemding, het gevoel nergens bij te horen, te leven in een vacuüm. Cormac McCarthy, de Amerikaanse auteur van No Country for Old Men (2005), laat één van zijn hoofdpersonen deze psychische stoornis in zijn roman De Weg (2006) als volgt verwoorden:

Hij had dit gevoel eerder gehad, de verdoving en doffe wanhoop voorbij. Het gevoel dat de wereld bezig was te verschrompelen rond een rauwe kern van ontleedbare eenheden. Dat de namen van dingen langzaam achter die dingen aan wegzonken in de vergetelheid. Kleuren. De namen van vogels. Dingen die je kon eten. Tenslotte de namen van dingen die men voor waar hield. Die brozer bleken dan hij gedacht had. Hoeveel was er al verdwenen? Het heilig idioom werd beroofd van zijn referenten en daarmee van zijn realiteit. Kromp ineen als iets wat warmte probeert vast te houden. Om na verloop van tijd voor eeuwig uit te doven.

Hoewel Geert Mak de Amerikaanse Nobelprijswinnaar Literatuur, John Steinbeck, verslijt voor een 'doemdenker,' die zijn 'eeuwig sluimerende pessimisme ongegeneerd' in ondermeer Cannery Row toonde, een roman die volgens Mak bij gebrek aan 'Grootse Levensdoelen' een 'buitengewoon on-Amerikaans, misschien zelfs anti-Amerikaans – boek' is, fundamenteel afwijkend van het in zijn ogen kenmerkende eeuwige ‘optimisme van de Amerikanen,’ was Steinbeck in werkelijkheid Amerikaanser dan Mak ooit zal kunnen begrijpen. Al begin jaren zestig was de Amerikaanse Nobelprijswinnaar Literatuur ervan doordrongen dat er iets fundamenteel fout was in zijn land. In een brief aan Adlai Stevenson, tot tweemaal toe Democratisch presidentskandidaat, schreef Steinbeck dat de sfeer in zijn land was doortrokken van een

alles doordringende zenuwgas van immoraliteit die in de kleuterklas begint en niet stopt voordat het de hoogste posten heeft bereikt, zowel in het bedrijfsleven als bij de overheid.

Steinbeck wees zijn vriend erop dat de VS gekenmerkt werd door:

het geweld, de wreedheid en hypocrisie, symptomatisch voor een bevolking dat te veel heeft, en tenslotte is er de norse slechte humeur die zich alleen manifesteert bij mensen wanneer die bang zijn.

In dezelfde brief beschreef hij zijn en Stevenson’s landgenoten als consumenten die:

teveel DINGEN bezittend hun uren op de bank doorbrengen en hun geld besteden aan het zoeken naar een ziel. Een vreemde soort zijn wij. We kunnen alles weerstaan waarmee God en de Natuur ons bekogelt, behalve overvloed. Als ik een natie zou willen vernietigen zou ik het te veel geven en ik zou het op haar knieën krijgen, miserabel, vol begeerte en ziek.

De wereld beroemde schrijver merkte tenslotte op dat:

iemand ons systeem opnieuw moet onderzoeken, en dat snel. Wij kunnen niet verwachten onze kinderen te leren goede en achtenswaardige mensen te worden wanneer de stad, de staat, de regering, het bedrijfsleven, alle de hoogste beloningen geven voor bedrog en oneerlijkheid. Op elk niveau is de zaak gecorrumpeerd, Adlai. 

Steinbeck’s zag al meer dan een halve eeuw geleden de

nerveuze rusteloosheid, een honger, een dorst, een brandend verlangen naar iets onbekends – misschien wel moraliteit.

Desondanks schreef Geert Mak nog in 2012 dat John Steinbeck en andere kritische Amerikaanse intellectuelen 'met hun sombere voorspellingen de plank' hadden misgeslagen, 'aangezien Amerika na 1960 nog decennia van grote voorspoed [zou] beleven.' Typerend aan dit oordeel is dat de polderpers materiële vooruitgang ziet als algeheleVooruitgang. Bij haar speelt het begrip cultuur, zelfs in de meest brede zin van het woord, een te verwaarlozen rol. In het verpolitiekte bewustzijn van de Makkianen is geen ruimte voor een dieper inzicht in de beschaving waarvan ze deel uitmaken.  Nog afgezien van het gegeven dat het gemiddelde inkomen van de meeste Amerikanen sinds eind jaren zeventig niet meer steeg en de vermeende 'grote voorspoed' kunstmatig in stand werd gehouden door de introductie van de creditcard, waardoor op grote schaal geleend kon worden, bleven de ressentimenten van vooral de witte middenklasse decennialang toenemen. Die treden nu in alle openheid door de opkomst van het fenomeen Donald Trump, de held van een woedende witte aanhang. Wat de praatjesmakers van de Nederlandse mainstream-journalistiek weigeren in te zien is dat het neoliberale kapitalisme de westerse arbeiders- en middenklasse niet meer nodig heeft, aangezien het werk moeiteloos naar lage-lonen-landen kon worden overgeheveld, en de dienstensector door de introductie van de computer grotendeels geautomatiseerd kon worden. Zowel de blauwe als witte boorden zijn de dupe van het neoliberale kapitalisme, en dat komt overal in het Westen als een klap aan. De VS, het land bij uitstek van de witte middenklasse, is vanaf het allereerste begin gebaseerd geweest op racisme en uitbuiting. Het enige verschil nu met de historische continuïteit is dat vandaag de dag ook de witte middenklasse bewust wordt uitgeschakeld, waardoor het onderhuids racisme aan de oppervlakte treedt. Trump's politieke drijfveren verschillen niet wezenlijk van die van bijvoorbeeld Hillary Clinton, de 'ideale kandidaat' van Henk Hofland. Ook bij haar gaat het allereerst om het handhaven van de Amerikaanse hegemonie, het zo nodig met geweld beschermen van de markten en de grondstoffen, kortom, het in stand houden van het machtige militair-industrieel complex. Niet voor niets wordt 'Hillary' gesteund door Wall Street. 

Het enige fundamentele verschil tussen Trump en mevrouw Clinton is het feit dat eerstgenoemde bot is en 'Hillary'geslepen. Als havik stemde zij destijds vóór de illegale inval in Irak, het meest rampzalige besluit van de Amerikaanse elite sinds de Vietnam Oorlog. Desondanks viel zij dinsdag 15 maart Trump aan omdat 'Our next commander in chief has to be able to defend our country, not embarrass it – engage our allies, not alienate them.'Kenmerkend voor de zogeheten 'gematigde' Democratische presidentskandidaat is dat zijn de president allereerst ziet als 'opperbevelhebber' van de Amerikaanse strijdkrachten, dus niet als regeringsleider. Bovendien is haar argument niet de verwerpelijkheid van massaal geweld, maar dat Trump het land 'in verlegenheid' zal brengen en 'onze bondgenoten' niet aan Washington en Wall Street zal binden, maar hen juist daarvan zal 'vervreemden.' Het gaat de Deep State om de effectiviteit van het beleid, maar niet om het gewelddadige karakter ervan. De haat van de gevestigde orde tegen Trump komt voort uit het feit dat hij hardop uitspreekt wat de ware drijfveren van de Amerikaanse politieke en financiële elite zijn. Hij viel de Republikeinse politieke orde aan door te verklaren dat'They lied,' over Irak, 'They said there were weapons of mass destruction. There were none. And they knew there were none. There were no weapons of mass destruction,' een feit dat de oorlogszuchtige Hillary Clinton nooit zo expliciet zal formuleren, omdat de elites achter de schermen samenwerken aangezien zij dezelfde doeleinden nastreven. Trump is de stem van de woedende witte bevolking, die van hun leider verwachten: 'Make America Great Again!' hetgeen voor de gedupeerde blanke middenklasse in de praktijk betekent 'Make America White Again!' terwijl voor Hillary Clinton en haar financiers het erop neerkomt dat de financiële elite haar corrupte praktijken ongestoord kunnen voortzetten en Israel door kan gaan met het stelen van Palestijns land, en het met geweld terroriseren van de Palestijnse bevolking. 


Vanuit de hierboven beschreven context krijgen de woorden van opperhoofd Seattle een visionaire lading. Ruim een eeuw geleden waarschuwde hij de gewelddadige Europese immigrant op het gevaar van onverzadigbare begeerte, die van de witte man een dolende in 'de nieuwe wereld' zou maken. Seattle zei:

Wij weten dat de witte man onze manieren niet begrijpt. Eén deel van het land is voor hem hetzelfde als het andere, want hij is een vreemdeling die in de nacht aankomt en alles van het land neemt dat hij nodig heeft. De aarde is niet zijn broeder, maar zijn vijand – en zodra hij het veroverd heeft, trekt hij verder. Hij laat het graf van zijn vader achter en het geboorterecht van zijn kinderen wordt vergeten.

En de laatste van de grote Indiaanse opperhoofden, Chief Luther Standing Bear, beschreef aan het begin van de twintigste eeuw deze kwaal als volgt:

De witte man wordt nog steeds gekweld door primitieve angsten; nog steeds draagt hij in zijn bewustzijn de grote angsten mee van dit gekoloniseerd continent, waarvan sommige delen zich nog steeds niet hebben overgeleverd aan zijn onderzoekende voetstappen en zijn vorsende ogen… De man uit Europa is nog steeds een buitenlander en een vreemdeling… De mens moet worden geboren en herboren om zich ergens thuis te kunnen voelen.

Als eersten ondervonden de Indianen wat het Amerikaans expansionisme betekende. Terwijl de Europese kolonisten druk doende waren de christelijke beschaving met ultiem geweld te verspreiden, merkte Luther Standing Bear op:

Mij wordt sinds de dagen van het reservaat 'civilisatie' opgedrongen, en zij heeft geen greintje toegevoegd aan mijn gevoel voor rechtvaardigheid, aan mijn eerbied voor de rechten van het leven, aan mijn  liefde voor de waarheid, eerlijkheid, en edelmoedigheid, of aan mijn geloof in Wakan Tanka, God van de Lakota’s.

Luther Standing Bear zei wat honderden miljoenen na hem zouden beamen. Vandaar de leuze: ‘Yankee Go Home,’een eis die al in mijn jeugd, een halve eeuw geleden, overal ter wereld te horen was. ‘Yankee Go Home.’ Maar dit is nu juist het probleem, de inwoners van de VS worden permanent geestelijk zowel als lichamelijk via angst en commercie gemobiliseerd gehouden. In feite heeft de 'Yankee' geen thuis. Hij was sinds zijn vlucht uit Europa almaar op zoek geweest naar een beloofd land dat zijn droom zou verwezenlijken. Maar zonder economisch en militair expansionisme zou de mythe van de 'Amerikaanse Droom' snel failliet zijn geweest. Daarom blijft ook nu nog de Amerikaanse plutocratie een beroep doen op de ‘civiliserende onderwerping van de wilde door de Angelsaksische democraat,’ een feit waaraan de toonaangevende Amerikaanse historicus William Appleman William in de vorige eeuw toevoegde dat ‘exporteurs van katoen, kapitaal, en kerosine allen eisten dat de overheid de deur opende naar consumenten in de hele wereld,’ allereerst in Azië met zijn miljarden tellende bevolking. ‘Gebruik economische en militaire macht om de kolonisatiegrens van de Verenigde Staten westwaarts te laten expanderen naar het binnenland van China.’ Dit is het centrale uitgangspunt van het Amerikaanse buitenlandse politieke beleid. Daarbij geldt dat het westerse concern, geschoold in het bijeenbrengen van kapitaal, technologische kennis en management, het ideale instituut bleek om de geglobaliseerde wereld onder de heerschappij te brengen van het Amerikaans imperium. Een eeuw geleden verklaarde president Woodrow Wilson dat ‘alles wat ik ooit geschreven heb over het onderwerp van hem kwam,’ daarbij verwijzend naar de opvattingen van de invloedrijke Amerikaanse historicus Jackson Turner. Volgens Turner was de voornaamste taak van de VS ‘om democratische instituten en idealen in stand te houden’ om op die manier binnenlandse spanningen te neutraliseren, de Amerikaanse rijkdom almaar te vergroten, en de interne tegenstellingen van het kapitalisme zo lang mogelijk te verhullen. Na de desastreuze beurskrach van 1929 formuleerde president Franklin Delano Roosevelt de noodzaak van wat nu globalisering wordt genoemd aldus:

Onze laatste kolonisatiegrens is al lang geleden bereikt. Er bestaat geen veiligheidsklep meer in de vorm van een westerse prairie… gelijkheid van mogelijkheden zoals we die gekend hebben bestaat niet langer… Onze taak is nu het ontdekken of exploiteren van natuurlijke hulpbronnen, of het noodzakelijkerwijs produceren van meer goederen. Het is de… minder dramatische zaak van het beheren van hulpbronnen en materieel die al in onze handen zijn, het herstellen van buitenlandse markten voor onze geproduceerde overschotten.

Economische expansie zonder geweld was onmogelijk. Opmerkelijk is tevens dat pas toen de VS aan de Tweede Wereldoorlog ging meedoen de Amerikaanse economie uit de al meer dan een decennium durende diepe economische depressie raakte. Het was de prominente Amerikaanse historicus Charles A. Beard, die aantoonde dat de ideologie van het expansionisme onvermijdelijk zou uitlopen op grootscheeps geweld:

In een eindige wereld zou de poging om de nationale grens almaar te laten expanderen, of dit nu in ideologisch, politiek, of economisch opzicht was, leiden tot oorlog en tirannie. De democratie zou worden vernietigd.

In dit verband is het belangrijk niet uit het oog te verliezen dat de meeste mensen een geweten bezitten en dus een moraal, hoe rudimentair ook. Nooit kunnen ze die echt lang negeren. De Indiaans Amerikaanse auteur N. Scott Momaday, winnaar van de Pulitzer Prijs voor Fictie, stelde het in zijn boek The Man Made of Words (1998) als volgt:

For the European who came from a community of congestion and confinement, the West was beyond dreaming; it must have inspired him to formulate an idea of the infinite. There he could walk through geologic time; he could see into eternity. He was surely bewildered, wary, afraid. The landscape was anomalously beautiful and hostile. It was desolate and unforgiving, and yet it was a world of paradisal possibility. Above all, it was wild, definitively wild. And it was inhabited by people who were to him altogether alien and inscrutable, who were essentially dangerous and deceptive, often invisible, who were savage and unholy -- and who were perfectly at home. This is a crucial point, then: the West was occupied. It was the home of peoples who had come upon the North American continent many thousands of years before, who had in the course of their habitation become the spirit and intelligence of the earth, who had died into the ground again and again and so made it sacred. Those Europeans who ventured into the West must have seen themselves in some way as latecomers and intruders. In spite of their narcissism, some aspect of their intrusion must have occurred to them as sacrilege, for they were in the unfortunate position of robbing the native peoples of their homeland and the land of its spiritual resources. By virtue of their culture and history -- a culture of acquisition and a history of conquest -- they were peculiarly prepared to commit sacrilege, the theft of the sacred.

Dit onderdrukt schuldgevoel blijft knagen aan het zelfbeeld van de moderne westerling. De mens voor wie niets heilig is, doodt daarmee een deel van zichzelf en daarvoor moet hij een hoge prijs betalen. In 1977 omschreef de Amerikaanse auteur Wendell Berry dit besef in zijn boek The Unsettling of America aldus:

The willingness to abuse other bodies is the willingness to abuse one's own. To damage the earth is to damage your children. To despise the ground is to despise its fruit; to despise the fruit is to despise its eaters. The wholeness of health is broken by despise. If competition is the correct relation of creatures to one another and to the earth, then we must ask why exploitation is not more successful than it is. Why, having lived so long at the expense of other creatures and the earth, are we not healthier and happier than we are? Why does modern society exist under constant threat of the same suffering, deprivation, spite, contempt, and obliteration that it has imposed on other people and other creatures? Why do the health of the body and the health of the earth decline together? And why, in consideration of this decline of our worldly flesh and household, our 'sinful earth,' are we not healthier in spirit?

Na vijf eeuwen uiterst gewelddadig Europees en Amerikaans expansionisme beginnen vandaag de dag steeds meer witte intellectuelen de wijsheid van inheemse volkeren te ontdekken en zich te realiseren dat er iets wezenlijk fout is aan de agressieve op competitie en expansie gebaseerde westerse ideologie. Wendell Berry:

Everything in the Creation is related to everything else and dependent on everything else. The creation is one; it is a uni-verse, a whole, the parts of which are all 'turned into one.' [...] If a culture is to hope for any considerable longevity, then the relationships within it must, in recognition of their interdependence, be predominantly cooperative rather than competitive. A people cannot live long at each other's expense or at the expense of their cultural birthright -- just as an agriculture cannot live long at the expense of its soil or its work force, and just as in a natural system the competitions among species must be limited if all are to survive.

Langzaam maar zeker, na eeuwenlang in permanente staat van oorlog met de natuur en de mens te hebben verkeert, begint in het Westen het inzicht door te dringen dat 'we' gedwongen zijn te demobiliseren, wil tenminste de mensheid overleven, en de natuur zoals die vandaag de dag is. Daarom is de hardnekkigheid waarmee de 'politiek-literaire elite' in de polder ageert tegen een verandering van de huidige ideologische status quo zo opmerkelijk, vooral ook wanneer men die vergelijkt met het analytisch vermogen van onder andere de Angelsaksische intelligentsia. Zo beschrijft de Amerikaans/Canadese cultuurcriticus Henry A. Giroux in zijn boek Zombie Politics and Culture in the Age of Casino Capitalism (2011) hoe 'het casino kapitalisme' tegenwoordig 'elk aspect van de samenleving' bepaalt. Giroux:

casino capitalist zombie politics views competition as a form of social combat, celebrates war as an extension of politics, and legitimates a ruthless Social Darwinism in which particular individuals and groups are considered simply redundant, disposable — nothing more than human waste left to stew in their own misfortune — easy prey for the zombies who have a ravenous appetite for chaos and revel in apocalyptic visions filled with destruction, decay, abandoned houses, burned-out cars, gutted landscapes, and trashed gas stations. 

The twenty-first-century zombies no longer emerge from the grave; they now inhabit the rich environs of Wall Street and roam the halls of the gilded monuments of greed such as Goldman Sachs. As an editorial in the New York Times points out, the new zombies of free-market fundamentalism turned turned 'the financial system into a casino. Like gambling, the transactions mostly just shifted paper money around the globe. Unlike gambling, they packed an enormous capacity for collective and economic destruction—hobbling banks that made bad bets, freezing credit and economic activity. Society — not the bankers — bore the cost.' In this way, the zombie —  the immoral, sub-Nietzschean, id-driven 'other' who is 'hyper-dead' but still alive as an avatar of death and cruelty —   provides an apt metaphor for a new kind of authoritarianism that has a grip on contemporary politics in the United States. This is an authoritarianism in which mindless self-gratification becomes the sanctioned norm and public issues collapse into the realm of privatized anger and rage. The rule of the market offers the hyper-dead an opportunity to exercise unprecedented power in American society, reconstructing civic and political culture almost entirely in the service of a politics that fuels the friend/enemy divide, even as democracy becomes the scandal of casino capitalism — its ultimate humiliation.

But the new zombies are not only wandering around in the banks, investment houses, and death chambers of high finance, they have an ever-increasing presence in the highest reaches of government and in the forefront of mainstream media. The growing numbers of zombies in the mainstream media have huge financial backing from the corporate elite and represent the new face of the culture of cruelty and hatred in the second Gilded Age…

The current descent into racism, ignorance, corruption, and mob idiocy makes clear the degree to which politics has become a sport for zombies rather than engaged and thoughtful citizens.

The hyper-dead celebrate talk radio haters such as Rush Limbaugh, whose fanaticism appears to pass without criticism in the mainstream media. Limbaugh echoes the fanatics who whipped up racial hatred in Weimar Germany, the ideological zombies who dissolved the line between reason and distortion-laden propaganda. How else to explain his claim 'that environmentalist terrorists might have caused the ecological disaster in the gulf'?The ethically frozen zombies that dominate screen culture believe that only an appeal to self-interest motivates people — a convenient counterpart to a culture of cruelty that rebukes, if not disdains, any appeal to the virtues of a moral and just society. They smile at their audiences while collapsing the distinction between opinions and reasoned arguments…

In the age of zombie politics, there is too little public outrage or informed public anger over the pushing of millions of people out of their homes and jobs, the defunding of schools, and the rising tide of homeless families and destitute communities. Instead of organized, massive protests against casino capitalism, the American public is treated to an endless and arrogant display of wealth, greed, and power. Armies of zombies tune in to gossip-laden entertainment, game, and reality TV shows, transfixed by the empty lure of celebrity culture.

The roaming hordes of celebrity zombie intellectuals work hard to fuel a sense of misguided fear and indignation toward democratic politics, the social state, and immigrants—all of which is spewed out in bitter words and comes terribly close to inciting violence. Zombies love death-dealing institutions, which accounts for why they rarely criticize the bloated military budget and the rise of the punishing state and its expanding prison system. They smile with patriotic glee, anxious to further the demands of empire as automated drones kill innocent civilians — conveniently dismissed as collateral damage — and the torture state rolls inexorably along in Afghanistan, Iraq, and in other hidden and unknown sites. The slaughter that inevitably follows catastrophe is not new, but the current politics of death has reached new heights and threatens to transform a weak democracy into a full-fledged authoritarian state.

Ondertussen probeert in het kleine burgerlijke Nederland de journalist en opgewonden Atlanticus Hubert Smeets de president van de Russische Federatie af te schilderen als het grote kwaad in de wereld. En dat is, volgens hem, levensgevaarlijk, aangezien 'Europa jarenlang geen politieke keuzes wilde maken,' waardoor het Avondland door de politiek van 'Poetin' wordt bedreigd. Op zijn beurt verkondigt Henk Hofland, de 88-jarige columnist van De Groene Amsterdammer, geheel in de stijl van de Koude Oorlogsretoriek dat 'President Poetin geen compromis [wil], zoals de praktijk van deze oorlog aantoont, en het dus noodzaak [is] voor het Westen om grenzen aan de Russische expansie te stellen. We naderen het stadium waarin van Poetin alles te verwachten valt. Eerst werd de Krim geannexeerd, nu is er deze burgeroorlog in Oekraïne' en 'het niet meer dan redelijk [is] je af te vragen wat daarna op de agenda van Moskou staat.'  Wanneer ik dit soort oorlogszuchtige propaganda lees denk ik aan de eerste strofe van het gedicht The Second Coming, in 1919 geschreven door de Ierse dichter William Butler Yeats: 

Turning and turning in the widening gyre
    The falcon cannot hear the falconer;
    Things fall apart; the centre cannot hold;
    Mere anarchy is loosed upon the world,
    The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere
    The ceremony of innocence is drowned;
    The best lack all conviction, while the worst
    Are full of passionate intensity.

De kleinburger leert nooit iets van de geschiedenis, zeker niet wanneer hij voor zijn hardleersheid ook nog eens met geld en aanzien wordt beloond door The Powers That Be. 


De EU van 'Geen Jorwert zonder Brussel' steunt het zionistisch regime in Israel zowel financieel, politiek, economisch, cultureel en zelfs militair, terwijl de gevestigde orde in het Westen tegelijkertijd Arabische terreur met klem veroordeeld. Natuurlijk beseft zelfs de westerse elite dat de rest van de wereldbevolking deze hypocrisie door heeft, maar dit zint zij van ondergeschikt belang, zolang de eigen bevolking het maar geloofd, en de westerse macht ongestoord haar terreur kan blijven voortzetten.


'One thought alone preoccupies the submerged mind of Empire: how not to end, how not to die, how to prolong its era.' De macht is altijd bereid om de Ander op te offeren om haar doel te bereiken. 


Geen opmerkingen: