donderdag 14 april 2016

Vluchtelingenstroom 91


Marlon Brando: 'We were the most rapacious, aggressive, destructive, torturing, monstrous people, who swept from one coast to the other, murdering and causing mayhem among the Indians, but that is not revealed because we don’t like that image of ourselves.' 


Everybody is worried about stopping terrorism. Well, there's a really easy way: stop participating in it.
Noam Chomsky.

The West won the world not by the superiority of its ideas or values or religion, but rather by its superiority in applying organized violence. Westerners often forget this fact, non-Westerners never do.
Samuel Huntington. The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996) 

I don’t think that people generally realize what motion picture industry has done to the American Indian, as a matter of fact to all ethnic groups, all minorities, all non-whites. People just don’t realize, they just take it for granted that this is the way people are going to be presented, and these cliché’s are going to be perpetuated.

People actually don’t realize how deeply these people are injured by seeing themselves represented, not so much the adult because they are already inured (gewend. svh) to that kind of pain and pressure, but children. Indian children seeing Indians represented as savage, ugly, nasty, vicious, treacherous, drunken. They grow up with only a negative image of themselves and it lasts a life-time…

Everything we are taught about the American Indian is wrong. It is inaccurate. Our schoolbooks are hopelessly lacking, perhaps criminally lacking, in revealing what our relationship was with the Indian. Then we hear, as we heard all our life no matter how old we are, that we are a country that stands for freedom, for rightness, for justice for everyone, it simply doesn’t apply for those who are not white. It simply does not apply. We were the most rapacious, aggressive, destructive, torturing, monstrous people, who swept from one coast to the other, murdering and causing mayhem among the Indians, but that is not revealed because we don’t like that image of ourselves. We like to see ourselves as John Wayne sees us. What we have learned about the Indians has been largely taught to us by Hollywood, by motion pictures, they have educated us… 

Indians have been tragically misrepresented in films and in our history books, in our attitudes, in our reporting. In a time we say that we are going to keep our treaties and that we, of all people, keep our word it is important, I think, to mention that there have been nearly 400 treaties written by the United States in good faith with the Indians and that every single one of them has been abrogated (geschonden. svh), broken, changed. 

There are people out there who tell us: ‘just be quiet, be calm, everything will right itself and everybody will get their justice served,’ but it never happens, it never happens. If people just sit back and wait for white America to do something on their behalf and recognizes the rights of people, recognizes the sovereign rights of the Indians as a separate people, a separate political, cultural entity within the confines of the United States, nothing is going to happen. 
Marlon Brando. Dick Cavett Show. 12 juni 1973

Ik citeer Brando om aan te tonen dat Fouad Laroui’s mening in De Groene Amsterdammer dat islamitische ‘terroristen’ slechts ‘labiele psychopaten,’ zijn met ‘een bomgordel,’ bedoeld is om de westerse terreur als mogelijke oorzaak onmiddellijk uit te sluiten. In zijn propaganda bestaan er geen maatschappelijke, politieke en/of culturele oorzaken die tot hun daad hebben geleid. Het is de aloude tactiek van het ogenblikkelijk criminaliseren van de tegenstander, het depolitiseren van het politieke, waardoor poseurs als Laroui, die witter dan wit willen zijn, de westerse kleinburger en zijn ‘politiek-literaire elite’ weten te behagen. Op die manier kunnen de mainstream-media voorkomen dat de massamens serieus moet gaan nadenken over hetgeen mede namens hem elders werd en wordt aangericht. Brando heeft gelijk wanneer hij stelt dat de westerling over het algemeen niet beseft hoeveel psychische schade hij heeft toegebracht en nog steeds toebrengt. Het is onvermijdelijk dat bijvoorbeeld ‘Indian children' die 'seeing Indians represented as savage, ugly, nasty, vicious, treacherous, drunken’ vanzelfsprekend ‘grow up only with a negative image lof themselves and it lasts a life-time.’ De niet aflatende terreur van het negatieve beeld in een beeldcultuur werkt vernietigend, zij is in staat het individu  mentaal te verpletteren, of tot moordzuchtige razernij te brengen. Vanuit de koloniale tijd is het begrip ‘mataglap’ bekend, een samenvoeging van de woorden: ‘mata glap [door razernij verblind]. Van het Maleis mata: oog + gelap: donker. Dit duidt de toestand aan van zinsverbijstering door woede, waarin de inlander amok maakt.’  Illustrerend is ook het begrip ‘amok.’ Wikipedia meldt het volgende:

Amok betekent volgens de Van Dale: plotseling onbesuisd optreden, opschudding verwekken.

Oorsprong.

Het woord amok (Indonesisch/Maleisisch: amuk) is de Maleise naam van de moorddadige aanvallen waar Maleisiërs soms onder lijden. Het maleise mengamuk betekent amok maken. De term amok wordt in het algemeen ook gebruikt voor anderen die zonder provocatie een groep mensen aanvallen met het doel dezen te doden.

Een Maleisiër die amok maakt, rent de straat op met een kris of een ander wapen en begint daarmee iedereen te raken tot hij zelf gedood wordt.

Het amok maken in Maleisië is eind 17e eeuw beschreven door Reynier Adriaensen. Volgens Reynier werden amokmakers opgehangen. Andere auteurs uit die tijd leggen een verband tussen amok maken en het gebruik van opium.

Volgens André Tuinier in een artikel in De Groene Amsterdammer is de amokmaker van oudsher een soort held. Op de eilanden waar amokmaken voorkwam, de Filipijnen, Maleisië en de Indische archipel lijkt amok endemisch en een vaste plaats in de cultuur te hebben.

De Maleise traditie kende twee gerechtvaardigde manieren om amok te maken:

1. In dienst treden van een vorst, daar te trainen om in geval van oorlog de voorhoede te vormen. Deze vorm van amok maken is vergelijkbaar met kamikaze.
2. Een andere min of meer geaccepteerde manier was als een lager geplaatst persoon amok ging lopen tegen de vorst. Het was een soort grote schoonmaak namens de maatschappij, waarbij iedereen werd aangevallen die de amokmaker voor de voeten liep.

Amok komt echter over de hele wereld voor. Mensen die plotseling in het wilde weg om zich heen gaan schieten op een school bijvoorbeeld. Volgens André Tuinier eindigen alle amokmakers, als ze hun daad overleven, in een psychiatrische inrichting. Vaak is er echter geen aanwijsbare psychische aandoening te vinden als oorzaak voor hun moorddadig handelen.

Etymologie

Het Maleise woord amok of beter amuk is mogelijk een leenwoord uit het Javaans amuk. Amuk gaat terug tot het Oud-Javaans amūk, een afleiding van het grondwoord wūk. Wūk betekent slecht en is verwant aan het Maleis buruk. Het woord amūk betekent dus ‘iets slecht doen.’

Inflatie van de betekenis

In het hedendaags taalgebruik wordt amok maken voor veel zwakkere, maar wel opstandige, handelingen gebruikt dan in de oorspronkelijke betekenis. Amok betekent dan opeens onbesuisd optreden, wild worden.

Let op de specifiek westerse typering: ‘zinsverbijstering door woede, waarin de inlander amok maakt,’  en het ‘leggen’ van ‘een verband tussen amok maken en het gebruik van opium,’ en ‘[o]p de eilanden waar amokmaken voorkwam, de Filipijnen, Maleisië en de Indische archipel lijkt amok endemisch en een vaste plaats in de cultuur te hebben,’ met andere woorden: ‘amok’ komt ‘van nature uitsluitend voor in één afgegrensd geografisch gebied.’  Ook deze omschrijving is kenmerkend voor de westerse kijk op de ‘inlander’

Vaak is er echter geen aanwijsbare psychische aandoening te vinden als oorzaak voor hun moorddadig handelen. 


Amerikaanse Amok-makers.


En hoewel ‘Amok’ over ‘de hele wereld voor[komt],’ zullen de westerse media deze term nooit gebruiken voor bijvoorbeeld Amerikaanse en Britse ‘serial killers’ of voor het type massamoord dat begon met het bloedbad op Columbine High School, terwijl hier wel degelijk sprake is van talloze kenmerken van het ‘amok maken,’  zoals ‘opeens… wild worden,’ en plotseling ‘de straat’ oprennen met een ‘wapen’ om ‘daarmee iedereen te raken tot hij zelf gedood wordt.’ Ook hier is sprake van ‘zonder provocatie een groep mensen aanvallen met het doel dezen te doden.’ In dezelfde maand dat het ‘Columbine Bloedbad’ plaatsvond, mei 1999, vroeg Time Magazine met betrekking tot de twee daders zich op de cover af:

WHAT MADE THEM DO IT?

Het blanke superioriteitsgevoel schrijft voor dat de witte westerling, in tegenstelling tot een mataglappe ‘inlander,’ onmogelijk zomaar ‘zonder provocatie’ ineens ‘amok’ kan ‘maken.’ Een witte man kan een ‘monster’ zijn, maar dan wel één met motieven, wat hem wezenlijk anders maakt dan een irrationele ‘inlander’ die zonder drijfveren ‘amok maakt,’ en  dus domweg slechts één van die talloze ‘labiele psychopaten’ is, waarover Fouad Laroui spreekt. Volgens de racistische zienswijze is bij islamitische ‘terroristen,’ net als destijds bij de amok makende gekoloniseerden, geen enkele sprake van politieke of sociale motieven. Ze zijn allen ‘mataglap,’ en het is dus voor een intellectueel in de polder zinloos om zich af te vragen: 

WHAT MADE THEM DO IT?

Natuurlijk hadden ook de ‘amok makers’ op de Filipijnen, in Maleisië en de Indische archipel motieven, alleen wilde de witte toean die absoluut niet weten. Diens totale gebrek aan inlevingsvermogen belemmerde hem en de zijnen in te zien wat hun tegenstanders dreef, en precies hetzelfde gaat nu op voor de mainstream-journalisten, die de vijanden van het Westen afdoen als enkel en alleen ‘terroristen.’ Treffende voorbeelden van het ontbreken van empathie geeft de journalist Geert Mak in zijn in Nederland best verkochte boek De eeuw van mijn vader (1999). Over zijn op Sumatra gestationeerde racistische moeder schreef Mak: 

Mijn moeder had haar eigen opvattingen over de omgang met bedienden. 'Je bent er zoo op ingesteld dat ze onvoorwaardelijk doen wat je ze opdraagt, dat ongehoorzaamheid als een van de grootste fouten wordt aangerekend, evenals opmerkingen over het opgedragen werk,' schreef ze in februari 1937. "t Zijn eigenlijk machines. Ze doen hun werk en leven verder hun eigen leventje in de kampong, en als je maar aan de touwtjes trekt dan draait het zaakje wel. Wat ook echt Oosters is: dat je met hun persoonlijke belangen geen rekening moet houden. Net als in de Bijbel, dat voorbeeld van de heer die met z'n knecht van de reis thuiskomt, en dan de knecht eerst voor eten laat zorgen en bedienen, dan pas mag de knecht aan zichzelf denken. 

Anna (Geert Mak’s zuster. svh) vertelde dat een van de Indische bedienden uitstekend Nederlands verstond. ‘Toch werd er aan tafel alles maar uitgegooid. Ik geneerde me soms dood, maar die bediende hield een uitgestreken gezicht.' 

Een ander voorbeeld was de vernederende grofheid van zijn ouders ten aanzien van

een Indische vrouw die een belangrijke rol in het gezinsleven speelde: baboe Clown. Hoewel ze haar bestaan grotendeels deelde met mijn ouders en mijn broers en zusjes, zijn slechts een paar fragmenten in herinneringen en brieven bewaard gebleven. 'Mijn oude baboe heb ik nu al zeven jaar,' schreef mijn moeder in juni 1937. 'Ze is oud en lelijk en een beetje brutaal en niet helemaal snik, maar ze doet haar werk en ze kan lekker en zuinig koken, en dat is heel wat waard. Als ik haar zo nu en dan een groote mond geef is ze voor een maand weer zoet.' 

Haar ware naam is in de vergetelheid verdwenen, alleen als baboe Clown leeft ze nog voort.

Mak vermeldt tevens dat zijn moeder 

als de dood [was] dat Cas (Mak’s broer. svh) zou uitgroeien tot een ‘sloome Indische jongen.’ In brieven had ze het over de ‘reserve die je nu eenmaal tegenover iedere Indo hebt, zoiets van een stormsein: ‘Wees op uw hoede.’ 

In Nederland In Nederland uitte dit gevoel zich onder andere in allerlei verhalen over de 'duistere hartstochten van de oosterling', de Batak (aan elkaar verwante volkeren met elk hun eigen taal in Noord-Sumatra. svh) was altijd een 'bekeerde heiden' en de Atjeeër raakte nooit het beeld kwijt van de man met de klewang tussen de tanden. In alle opzichten vormden de Indiërs het tegendeel van de ‘openheid, directheid en waardigheid’ van het blanke ras. Dankzij de negatieve spiegel van het Oosten vond het verbrokkelde Europa zo iets van de eigen identiteit, die de Europeanen zelf zo moeilijk konden formuleren. 

Nog één alledaags voorbeeld:

In juni 1936 vond in huize Mak een kleine revolutiepoging plaats. De huisbediende kreeg van mijn moeder een standje en na vijf jaar trouwe dienst waagde de man het om daar krachtig tegen in te gaan. ‘Nu is dat ongeveer het ergst wat ze kunnen doen, zodat ik hem toen in goed Hollandsch vertelde dat ik z'n gezicht niet meer zien wou,' schreef ze de volgende dag. Ze wilde overigens toch al van hem af: 'Die goeie man was allang een beetje vervelend en brutaal, en slordig en weet ik wat nog meer, zoodat hij op de nominatie stond om eruit te gaan. 

Ik zal er nooit achter komen waarom de ruzie precies ging. Uit dit incident blijkt echter iets veel belangrijkers: een Indische bediende zei opeens iets terug, en pikte het niet langer. Het was ongehoord, die 'grote mond,’ het kostte de man zijn baan, maar het was ook een teken van een tijdgeest die langzaam in beweging kwam. 

Let wel, Geert Mak’s vader en moeder waren doorsnee Hollanders. Catrinus Mak was als gereformeerde evangelisatiepredikant naar Sumatra gestuurd, en zij was een gewone huisvrouw, beiden waren afkomstig uit een kleinburgerlijk milieu. Juist daarom werd de houding van pa en ma bepaald door een blank superioriteitsgevoel dat ondraaglijk moet zijn geweest voor zowel ontwikkelde ‘inheemsen’ als voor de bedienden. De Franse filosoof Tzvetan Todorov definieert in zijn boek The Fear of Barbarians: Beyond the Clash of Civilizations (2010) het fenomeen ‘civilisatie’ als een houding waarbij het individu anderen met waardigheid en respect behandelt, omdat hij simpelweg de ander als een gelijkwaardig mens ziet. Daarentegen is ‘barbaarsheid’ de mentaliteit waarbij men de ander als minderwaardig beschouwt en daarom wreed en onverschillig behandeld kan worden. Geen mens en ook geen enkele samenleving kan met recht ‘geciviliseerd’ of ‘barbaars’ worden genoemd, aangezien ze alle elementen van beide vormen in zich dragen. Moeder Geertje Mak mocht dan wel met mes en vork eten, maar tegenover haar personeel was ze barbaars. Todorov heeft gelijk dat de menselijke natuur, de combinatie van driften en ratio, het individu zowel barbaars als beschaafd maakt. Voor deze in Bulgarije geboren Franse filosoof geldt dat het Westen niet vanzelfsprekend geciviliseerd is, om de simpele reden dat het zich niet altijd aan de eigen normen en waarden houdt. Bovendien ‘[n]o merit lies in preferring good to evil when we ourselves define the meaning of these words,’ aldus Todorov. Wat in het Westen ‘humanitair ingrijpen’ heet, wordt door de slachtoffers ervan ervaren als grootschalige terreur, zoals menig Afghaan, Irakees, Libiër, Syriër etc. zal beamen. Het civilisatieproces plaatst een beschaafde burger voor ondermeer de morele keuze om zijn kring zoveel mogelijk te verruimen, of zoals Todorov schrijft:

getting those with whom you live to understand a foreign identity, whether individual or collective, is an act of civilization, since in this way you are enlarging the circle of humanity. Thus scholars, philosophers and artists all contribute to driving back barbarity.

Het is niet moeilijk in te zien dat moeder Mak, met haar aangeboren wantrouwen tegen en minachting voor ‘De Ander’ zowel barbaars als beschaafd was. Todorov’s boek werpt nu de vraag op hoe het Westen dient te reageren op het verschijnsel van wat ik contra-terreur noem. In elk geval niet, zoals tot nu toe is gebeurd, met het barbaarse NAVO-geweld dat al zoveel oorlogsmisdaden en chaos in de Arabisch sprekende wereld heeft veroorzaakt. Al heel lang zijn de grote denkers van alle culturen ervan doordrongen dat het barbarendom doorgaans van binnen uit komt. Zo schreef de Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar Literatuur (2003) J.M. Coetzee in zijn roman Waiting for the Barbarians (1980)

One thought alone preoccupies the submerged mind of Empire: how not to end, how not to die, how to prolong its era. By day it pursues its enemies. It is cunning and ruthless, it sends its bloodhounds everywhere. By night it feeds on images of disaster: the sack of cities, the rape of populations, pyramids of bones, acres of desolation.

Elk geweld roept op den duur onafwendbaar tegengeweld op. Een kwart eeuw geleden zette  professor Yehoshua Harkabi, voormalig hoofd van de Israëlische Militaire Inlichtingen Dienst, tegenover mij uiteen dat als iemand een tegenstander laat lijden het slachtoffer uiteindelijk alles op alles zal zetten om met gelijke munt terug te kunnen betalen. Harkabi, die een handboek militaire strategie schreef voor de Israëlische strijdkrachten, maakte duidelijk dat als het slachtoffer met geweld gedwongen wordt te accepteren dat er geen gelijkheid in het leven bestaat, hij tegelijkertijd beseft die gelijkheid wel in de dood bestaat. Met andere woorden: de terreur van de één lijdt als van nature tot de terreur van de ander.  Ruim zeven jaar geleden vertelde mij de Palestijnse christen Rifat Odeh Kassis, tot eind 2014 ondermeer General Director van Defence for Children International Palestine:

Als een mens zich in abnormale omstandigheden bevindt dan ontwikkelt hij zich psychologisch abnormaal, denkt hij abnormaal, handelt hij abnormaal. De algehele situatie wordt geleidelijk aan steeds uitzichtlozer, tot de oorzaak van de abnormaliteit stopt. Alles, het hele leven, is onder een bezetting abnormaal, niet slechts één onderdeel ervan… door het geweld van de langdurige bezetting is de harmonie binnen onze samenleving ernstig verstoord geraakt en daarom zeg ik dat de militaire bezetting de voornaamste oorzaak is van onze huidige problemen… 

Ongeveer 53 procent, meer dan de helft van de Palestijnen is onder de 18 jaar, dus als de bezetter bijvoorbeeld huizen vernietigt dan zip het vooral jongeren die getroffen worden, dat geldt ook voor de talrijke en veelvuldige beperkingen in onze bewegingsvrijheid. De confrontatie met het wrede geweld van een bezetting creëert zowel fysieke traumas als psychische. Die traumas weerspiegelen zich niet bij iedereen op dezelfde manier, het is afhankelijk van iemands karakter en de wijze waarop de omgeving hem of haar opvangt. Duidelijk is wel dat het hele leven getekend wordt door de terreur van de langdurige onderdrukking, sommige effecten zijn onmiddellijk te zien, andere symptomen zijn pas veel later zichtbaar. Ik geloof niet zo erg in statistieken, maar ik weet één ding uit ervaring: een bezetting laat diepe sporen in je achter. Wanneer die zich tonen, en hoe die zich tonen, dat weet niemand, ook jijzelf niet. Sommigen weten zich van de ergste effecten te bevrijden, anderen niet, sommigen worden er sterker van als mens, anderen worden erdoor vernietigd… 

Sociale wetenschappers die onderzoek verrichten, zijn regelmatig verbaasd over de uiteenlopende reacties. Er zijn kinderen die vol goede moed de Muur met graffiti bespuiten, terwijl anderen de deur niet uit durven, er zijn veel kinderen die achtervolgd worden door nachtmerries, maar er zijn ook kinderen die op tanks springen, die met stokken en stenen op de tanks afgaan. Hoe dan ook: al deze reacties zijn niet normaal. En zelfs degenen met de beste cijfers op school blijken door de bezetting te zijn gevormd; maar dan op een manier die hem of haar juist motiveert meer te bereiken. Wat er echter binnen in hem of haar gebeurt, weten zelfs de wetenschappers niet precies. Daar moet nog veel meer onderzoek naar worden gedaan. Vandaar ook dat ik huiverig sta tegenover statistieken zodra het over traumas gaat. Een trauma kan de een stimuleren en de ander te gronde richten. Zodra de bezetting eindigt, zullen we werkelijk onze traumas onder ogen moeten zien.


Uit deze grote groep getraumatiseerde jongeren zullen mensen voortkomen die door bijvoorbeeld de behaagzieke academicus als Fouad Laroui worden beschimpt als ‘labiele psychopaten,’ al dan niet met een ‘bomgordel.’ Maar psychopathie is, in medisch opzicht, een niet bestaande geestelijke stoornis. Kortom het is slechts een scheldwoord dat vaak begeleid wordt door een priemende vinger naar het voorhoofd. In Laroui’s simplistisch mens- en wereldbeeld bestaan geen nuances, zijn realiteit is haarscherp verdeeld in goed en fout. Daarom worden zijn voorgekookte meningen ook zo gewaardeerd door de westerse mainstream-media. De consument hoeft er niet over na te denken, ze kunnen onverteerd worden overgenomen, en zijn daarom ook geschikt voor het publiek van het mainstream-opinieblad De Groene Amsterdammer. Maar voor een kosmopolitische lezer die zich regelmatig op de hoogte stelt van wat de intelligentsia buiten Nederland te melden heeft, is deze bekrompen zienswijze alles behalve bevredigend. Ik bedoel dit: wat gebeurt er met een jongere die permanent zijn cultuur en zijn ouders vernederd ziet worden? Wat gebeurt er met het individu wanneer men hem zijn waardigheid ontneemt? De Indianen in de VS zijn een goed voorbeeld. Het alcoholisme en zelfmoord zijn er uitzonderlijk hoog als gevolg van de vernietiging van hun cultuur . Marlon Brando merkte terecht op dat:

We were the most rapacious, aggressive, destructive, torturing, monstrous people, who swept from one coast to the other, murdering and causing mayhem among the Indians, but that is not revealed because we don’t like that image of ourselves. We like to see ourselves as John Wayne sees us.

Uit onderzoek bleek dat in 1995, zestien jaar na zijn dood, John Wayne nog steeds de meest ‘favoriete ster’ van de Amerikanen. In zijn boek John Wayne’s America (1997) concludeert de Amerikaanse onderzoeksjournalist Garry Wills in de inleiding, getiteld ‘The Most Dangerous Man,’ dat

Reversing the laws of optics, Wayne seems to become larger the farther off he goes.

Volgens de stiefvader van de voormalige voorzitter van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden Newt Gingrich, één van de machtigste politici in de VS, ‘the young Newt always tried to walk like Wayne — his way of being a man.’ Wills schreef dat Wayne

was a figure of authority, of the normative if not normal. Yet what country accepts as its norm an old man whose principal screen activity was shooting other people, or punching them out?

En die, zo voeg ik eraan toe, mede verantwoordelijk is voor het feit dat van de Amerikaanse geschiedenis een manicheïsche mythe is gemaakt. Hoe kan een filmster ‘meer gedenktekens hebben dan echte oorlogshelden?’ met ‘Een gieterij in Oregon’ waar ‘a variety of statues for private devotions in the home’ wordt gefabriceerd? zo vraagt Wills zichzelf af:

He had to fill some need in his audience. He was the conduit they used to communicate with their own desired selves or their own imagined past. When he was called THE American, it was a statement of what his fans wanted America to be. For them, Wayne always struck an elegiac (weemoedige. svh) note. He stood for an America people felt was disappearing or had disappeared, for a time ‘when men were men.’ 

De met een Pulitzer-prijs gelauwerde Garry Wills, wijst op een buitengewoon belangrijk en gevaarlijk aspect door te stellen dat

The disappearing frontier is the most powerful and persistent myth in American history.

Na eerst te hebben geconstateerd dat ‘Daniel Boone, Kit Carson, Davy Crockett, Buffalo Bill’ -- allen onlosmakelijk verbonden met ‘the whole frontier experience’ -- mannen waren die ‘in reality,’ begonnen ‘but ended in myth,’ beschrijft hij John Wayne als ‘a figure in the American imagination closer to Kit Carson than to his fellow actors.’  Feit is dat ‘Wayne was not born Wayne. He had to be invented,’ waardoor hij de ‘schijn van onoverwinnelijkheid’ kon krijgen die hem zijn ‘special status in Westerns,’ en daarmee in de Amerikaanse samenleving en cultuur, verschafte. Wills:

Wayne’s calculated and measured phrasing gave his delivery the same air of control, of inevitability, that his motions conveyed. He dealt out phrases like dooms: ‘Touch that gun and I’ll kill ya.’ […]

His body spoke a highly specific language of ‘manliness,’ of self-reliant authority. It was a body impervious to outside force, expressing a mind narrow but focused, fixed on the task, impatient with complexity. This is a dangerous ideal to foster. It is ‘male’ in a way that has rightly become suspect — one-sided, exclusive of values conventionally labeled ‘female.’ 

In het opzicht van dit machismo bezit John Wayne enkele kenmerkend trekken van de ‘pachuco,’ zoals die genadeloos is geportretteerd in The Labyrinth of Solitude (1950) van de Mexicaanse Nobelprijswinnaar Literatuur Octavio Paz. Ook de ‘pachuco’ is een macho bij uitstek die  vergeefs een mythe najaagt en gedreven wordt door ‘this stubborn desire to be different’ en die, vervreemd van de wereld rondom hem, eenzaam is achtergebleven ‘with only a body and a soul with which to confront the elements.’  Ik kom hier later op terug, zodra ik de psyche van mannelijke terroristen zal proberen te analyseren. Van belang is nu Wills’ vraag: 

what country accepts as its norm an old man whose principal screen activity was shooting other people, or punching them out?



Vanwaar die verheerlijking in de Amerikaanse cultuur van geweld? Het antwoord is kort maar krachtig: omdat de VS uit geweld is geboren en met geweld zijn hegemonie probeert te handhaven. Het is geschoold in en groot geworden door geweld. De VS moet zichzelf daarom kunnen zien als held die op een gewelddadige manier zijn wil probeert op te leggen aan de rest van de wereld, oftewel ‘Here was Manifest Destiny on the hoof,’ aldus Wills, daarmee bedoelend dat Wayne de icoon is van ‘an ostensibly (ogenschijnlijk. svh) benevolent or necessary policy of imperialistic expansion.’  Een westerse politiek die in feite al begon toen Columbus voor het eerst voet aan wal zette in de zogeheten ‘Nieuwe Wereld,’ en tot de genocide van vele Indianen-volkeren heeft geleid. Typerend genoeg heeft de VS wel een United States Holocaust Memorial Museum, waar uitgebreid aandacht wordt besteed aan de joodse ‘Holocaust.’ Op zijn website begint het museum met de vraag: WHAT IS GENOCIDE?’ maar besteedt vervolgens geen enkele aandacht aan de genocide op de Indianen, waarbij volgens ‘scholarly estimates’ toch ‘2 million to 18 million’ Indianen om het leven kwamen in ‘North America alone.’ Een macht die naar de hegemonie streeft is in de geschiedenis altijd genocidaal geweest, en heeft altijd gebruik gemaakt van slaven om kapitaal te kunnen accumuleren. John Wayne’s America, waarvan de schrijver uitbundig werd geprezen met commentaren als ‘[n]o one has ever written better about the cultural ideology of John Wayne’s career than Gary Wills does here,’ is daarom zo’n scherpzinnig werk omdat het tevens historische parallellen trekt.  Zo schrijft Wills:

By an odd turn of history, recent analyses of masculinity have less interesting things to say about Wayne than do ancient Roman critics of male performance. In the militaristic Roman society, a man’s persuasiveness depended very much on his stance (status) and walk (gressus, gradus). Cicero, in his book ‘The Orator,’ describes the ideal speaker, in a culture where speaking well was an exercise in performance art. It sounds as if Cicero had just been watching Wayne films: 

He must practice an economy of movement, with no extraneous effort — the carriage of his body straight and lofty; his pacing measured and kept within bounds; lunging only to the point, and rarely; without effeminacy in turning his head; no little stage business with his hands; no ‘conducting himself’ to a beat; but governing himself in the expression of his whole body, with a manly torsion (draai. svh) from the waist; using powerful gestures when moved, and none at all when calm. 

In Rome, military rule was the highest virtue, and the most debilitating accusation was one of effeminacy. Cicero said that orators should learn grace of movement from wrestlers, should stamp their feet in a manly (not a petulant) way, should consider the whole body (the lotus corporis) more important even than the words of a speech. Lucian (grote Griekse satiricus van de tweede eeuw. svh) drew the same picture — ‘a strong man, of understated power, virile stride, skin toughened by the outdoors, eyes hard and on the lookout. The Roman Empire dreamed constantly of John Wayne.

Wills zelf stelt de vraag:

Whv this echo of a lost classical world? Rome trained its citizens to war. Its empire depended on a mystique of the legions intelligently led. The ‘Seventh Cavalry’ of John Ford’s Westerns had the legionary spirit — far more than do the quaintly armored ‘Romans’ of Cecil DeMille historical epics. But even more important, the America of Ford’s time had the sense of IMPERIAL burden that came to it with World War II and the Cold War. America submitted to a discipline of protracted struggle that made the President a full-time ‘Commander in Chief’ even of nonmilitary citizens. Citizens were under scrutiny for their loyalty to the war effort. Classification of secrets, security clearances, lists of subversive organizations, loyalty oaths, secret funding of the CIA, internal surveillance by the FBI, the expensive buildup of an arsenal and of defenses — all these things were embraced as the price of defending the free world.

Wayne’s time of maximum popularity coincided with this immense societal effort, and he internalized its demands in his own life as well as in his films. He joined the hunt for sympathizers with the foe, and helped expel them from Hollywood. He tied his own greater financial project, the making of The Alamo, to the electoral struggle of 1960, in which he felt that the real patriots should support Richard Nixon. He defended the war in Vietnam, and made The Green berets as a personal statement on that conflict. Though the mystique of some Westerns has been one of freedom and individualism, of a creative anarchy, Ford’s movies stressed the need for regimentation (disciplinering. svh) as necessary to survival under threat. Ironically, this reflected conditions in the real West of the 1860s-1890s more accurately than did the myth of emancipated spirits on the frontier. 

Allemaal vergeefs, de prijs die de VS heeft moeten betalen voor zijn imperium is te hoog geweest, en hoewel ‘Wayne helped articulate the system’ slaagde de elite in Washington en op Wall Street er niet in om ‘its mission of a Pax Americana’ succesvol te verwezenlijken. Uiteindelijk bleek ook de ideologie van het ‘Manifest Destiny,’ en die van het ‘American Exceptionalism’ onuitvoerbaar. Wills:

The strength of Wayne was that he embodied our deepest myth — that of the frontier. His weakness is that it was only a myth. Behind the fantasies of frontier liberation, as historian Patricia Limerick reminds us, was a reality of conquest. And conquest has a way of undoing the conquerors. 

A myth does not take hold without expressing many truths — misleading truths, usually, but important ones: truth, for one thing, to the needs of those who elaborate and accept the myth; truth to the demand for some control over complex realities; truth to the recognition of shared values (however shakily grounded those values may be in themselves). Even the myths that simplify are not, in themselves, simple.

En dus werd de icoon van die mythe datgene 

what he had projected on the screen — a hollow triumph, for what was that but the figment of other people’s imagination… We are entangled in his story, by the dreams he shaped or inhibited, in us or in others, by the things he validated and those he scorned, by the particular definition he gave to ‘being American.’ 

Gezien de vele miljoenen doden en verminkten, lichamelijk dan wel geestelijk, is vandaag de dag het meest gruwelijke dat

The less we advert (acht slaan op. svh) to what he (Wayne. svh) did to us, the less we can cope with it (het bestrijden. svh). Down the street of the twentieth-century imagination, that figure is still walking toward us — graceful, menacing, inescapable.

En gezien het feit dat de eeuwig gemobiliseerde VS zijn bondgenoot Europa meetrekt in toekomstige uitzichtloze oorlogen is het van levensbelang te beseffen dat de twintigste-eeuwse cowboy-mythe van de VS in de eenentwintigste eeuw onvermijdelijk tot een nucleaire holocaust zal leiden. Alleen als de mensheid de VS dwingt John Wayne in de ogen te kijken, is er een mogelijkheid dat er iets kan veranderen. Intussen blijft Chomsky's opmerking gelden:

Everybody is worried about stopping terrorism. Well, there's a really easy way: stop participating in it.

Volgende keer over de positie van de ‘terroristen’ in dit geheel. In het verlengde van Brando’s opmerking dat ‘Indian children seeing Indians represented as savage, ugly, nasty, vicious, treacherous, drunken… grow up with only a negative image of themselves and it lasts a life-time,’ stel ik dan de vraag centraal wat er psychisch gebeurt met Arabische jongeren, die Arabieren door het Westen afgebeeld zien als ‘savage, ugly, nasty, vicious, treacherous.’ Wat kan de reactie zijn van jongeren die zichzelf en hun cultuur voortdurend ontmanteld zien? 




Marlon Brando: 'People actually don’t realize how deeply these people are injured by seeing themselves represented, not so much the adult because they are already inured (gewend. svh) to that kind of pain and pressure, but children.'




Geen opmerkingen:

Peter Flik en Chuck Berry-Promised Land

mijn unieke collega Peter Flik, die de vrijzinnig protestantse radio omroep de VPRO maakte is niet meer. ik koester duizenden herinneringen ...