zaterdag 10 september 2016

Frank Westerman's Provinciale Schrijverij 19


In de boeken van Geert Mak biedt het verleden herkenning en troost, doordat hij de geschiedenis laat herleven in persoonlijke verhalen van mensen die zich staande proberen te houden in een veranderende wereld.
Vrij Nederland. Geert Mak, de bindende buitenstaander. 28 februari 2004


[het] blijft door mijn hoofd malen: de terrorist heeft een doel. Vanzelfsprekend: hij ijvert voor een zaak die groter is dan hijzelf. Een ideaal. Maar wij? Wat stellen wij daartegenover?

Frank Westerman. Een Woord Een Woord. 2016

In zijn essaybundel De Ander constateerde de grote Poolse journalist, wijlen, Ryszard Kapuściński in 2006 hoe vanaf het begin van de Griekse beschaving de Ander de spiegel is geweest waarin de mens zichzelf bekijkt en afmeet. Hij schreef vervolgens:

Xenofobie, zo lijkt Heordotus te verkondigen, is een ziekte van bange mensen die lijden aan een minderwaardigheidscomplex, die denken dat ze zichzelf zullen moeten bekijken in de cultuurspiegel van de Anderen.

Die houding mag dan wel verklaarbaar zijn, maar blijft tegelijkertijd verwerpelijk, zeker wanneer witte Europeanen, opgegroeid in een christelijke cultuur, plotseling al die tijd xenofoben blijken te zijn. Terecht merkte Kapuściński op dat ‘het einde van de Europese Middeleeuwen en het begin van de moderne tijd’ het begin inluidde van ‘een grote Europese expeditie met als doel de wereld te veroveren, de Ander te knechten en te beroven’ en de Europeaan op die manier ‘bloedige en wrede bladzijden in de geschiedenis van onze planeet’  schreven. Kapuściński:

De schaal van deze genocidale praktijken van dit ruim drie eeuwen durende tijdperk zou pas in de twintigste eeuw worden overtroffen, de eeuw die de macabere gedaante van de Holocaust zou aannemen.

Het beeld van de Ander bij de Europeanen, die erop uit zijn de planeet te veroveren, is dat van een naakte wilde, een kannibaal en een heiden. Hem vernederen en vertrappen is zowel een heilig recht als de plicht van de Europeaan – die blank en christen is. Aan de basis van de ongekende bruutheid en wreedheid van de blanken lag niet alleen een verblindende begeerte naar bezit van goud en slaven, iets waardoor de breinen van de Europese elite werden verteerd, maar ook een uiterst laag niveau van beschaving en moreel besef van degenen die de wijde wereld werden ingestuurd als een voorpost van contacten met de Anderen. De bemanning van toenmalige schepen was grotendeels samengesteld uit misdadigers, criminelen, bandieten, notoir en evident gespuis, en in het beste geval uit zwervers, daklozen en mislukkelingen.

Het feit dat Europa eeuwenlang zijn slechtste, weerzinwekkendste vertegenwoordigers uitzond voor een ontmoeting met de Anderen, nota bene ook voor de allereerste ontmoeting, zou een trieste schaduw werpen op onze relaties met de Anderen; het zou de gangbare opvattingen over hen doen ontstaan, het zou ervoor zorgen dat stereotypen, vooroordelen en fobieën zich in onze breinen nestelden, die in een of andere vorm tot op de dag van vandaag voortleven…

Veroveren, koloniseren, onderwerpen, afhankelijk maken – deze reflex ten opzichte van de Anderen herhaalt zich voortdurend in de loop der wereldgeschiedenis.

De meest recente voorbeelden zijn Afghanistan, Irak, Libië en Syrië, waar volgens de International Herald Tribune van 26 maart 2013 de

C.I.A. guides Syria arms aid. The C.I.A.’s role has shown a U.S. willingness to help support lethal aid for rebels in the Syrian conflict.

Die ‘rebels’ bleken naderhand voor het merendeel ‘islamitische terroristen’ te zijn, die voor het oog van de wereld met een mes hun tegenstanders onthoofden. En hoe loopt al die jaren de ‘arms pipeline to the Syrian rebels’ oftewel de ‘arms airlift guided by C.I.A.’? Wel, volgens de International Herald Tribune via pronkstukken van democratische beschaving zoals Saoedi Arabië, Qatar, Jordanië en Turkije. 27 maart 2016 berichtte de Los Angeles Times:

Syrian militias armed by different parts of the U.S. war machine have begun to fight each other on the plains between the besieged city of Aleppo and the Turkish border, highlighting how little control U.S. intelligence officers and military planners have over the groups they have financed and trained in the bitter five-year-old civil war…

Aangetoond is dat een aanzienlijk aantal van deze ‘rebellen’ gelieerd is aan terroristische groeperingen als Al-Qaida, Jabhat al-Nusra en ISIS. Met andere woorden: de ‘U.S. war machine,’ dus het Amerikaans militair-industrieel complex en zijn Arabische bondgenoten steunen op grote schaal 'het terrorisme' in het Midden-Oosten. De enige die daarvan profiteert is de westerse oorlogsindustrie dat steeds grotere winsten maakt dankzij het bewapenen van zogeheten ‘rebellen.’ Onze rijkdom is gebaseerd en wordt in stand gehouden door westerse terreur, zoals ook Ryszard Kapuściński stelde. Tegelijkertijd proberen westerse mainstream-opiniemakers als Frank Westerman dit zoveel mogelijk te verdoezelen en te verzwijgen. Geen woord wijdt Westerman aan bijkvoorbeeld het terrorisme van Dr Madeleine K. Albright, die
  
On May 12, 1996… defended UN sanctions against Iraq on a 60 Minutes segment in which Lesley Stahl asked her ‘We have heard that half a million children have died. I mean, that's more children than died in Hiroshima. And, you know, is the price worth it?’ and Albright replied ‘we think the price is worth it.’


Nadat deze moeder en grootmoeder, die een genocidale politiek verdedigde, weer gewoon burger was geworden, begon ze voor zichzelf, en haar bedrijf maakt momenteel grote winsten in landen waarvan de infrastructuur mede door Albright's toedoen is vernietigd en weer moet worden opgebouwd. Voor Westerman is het vermoorden van ruim een half miljoen Iraakse kinderen onder de vijf jaar irrelevant, eenvoudigweg omdat hij ervan uitgaat dat de westerse terreur geen ‘terrorisme’ is. Dat is naar alle waarschijnlijkheid de reden waarom hij 285 pagina’s lang zelf geen duidelijke definitie geeft van wat ‘terrorisme,’ het onderwerp van zijn boek, nu precies is. Laat ik daarom een intellectueel daarover citeren, de socioloog Leo Lowenthal,  die verbonden was aan de prestigieuze Stanford Center for the Advanced Study of Behavior Sciences. In zijn essay Terror’s Atomization of Man (1946) schreef hij over het fenomeen terrorisme:

The old system of culture, from abstract philosophical metaphysics to the institutions of religion and education, had the result of permeating mankind with the idea that only rational behavior that included respect for the rights, claims, and needs of others could guarantee one’s own survival. Terrorism wipes out the causal relation between social conduct and survival, and confronts the individual with the naked force of nature — that is, of denatured nature — in the form of the all-powerful terrorist machine. What the terror aims to bring about, and enforces through its tortures, is that people shall come to act in harmony with the law of terror, namely, that their whole calculation shall have but one aim: self-perpetuation. The more people become ruthless seekers after their own survival, the more they become psychological pawns and puppets of a system that knows no other purpose than to keep itself in power. 

Former inmates of Nazi detention camps confirm this regression to sheer Darwinism — or perhaps one should say infantilism: 

‘The urge of self-preservation, bestial fear, hunger and thirst led to a complete transformation of the majority of the prisoners… In many cases the sense of responsibility towards others disappeared entirely, as well as the least feeling of consideration of their common lot. Many a prisoner carried on a wild, ruthless, and thoroughly senseless struggle for his individual survival.’ 

De terreur van de onvrijheid, de terreur van de overal aanwezige gezichtsloze bureaucratie, de terreur van de onverschilligheid over het lot van de Ander, het verlies vanthe sense of responsibility towards others,’ het terrorisme van de kernbom en andere massavernietigingswapens die een zeer kleine elite de totale heerschappij over de mensheid hebben gegeven. De postmoderne mens ondergaat de geschiedenis, hij maakt haar niet. Hij is de speelbal van krachten die hij niet eens kent, en in wezen ook niet wil kennen. Maar hoe meer hij met rust gelaten wil worden door te proberen in trivialiteiten te ontvluchten, des te meer wordt hij het slachtoffer van de macht. En wanneer Frank Westerman stelt dat ‘we weerloos [zijn] geworden tegen zaaiers van dood en verderf,’ dan probeert hij de aandacht te verleggen van de grootste ‘terroristen,’ te weten ‘onze’ eigen machthebbers, naar de daders van betrekkelijk kleinschalig terrorisme. Westerman verzwijgt dat ‘we’ doen wat de grootmacht de Verenigde Staten opdraagt. En die natie heeft in haar hele bestaan sinds 1776 slechts 21 jaar geen oorlog gekend. Ze moet oorlog blijven voeren om het bestaan van haar militair-industrieel complex te kunnen legitimeren in de ogen van de steeds armer wordende bevolking. En zo is de mens een klein radertje geworden in een totalitair systeem. Lowenthal toont aan hoe het individu gereduceerd is tot ‘Natural Material’

What the terrorist masters fear most is that their victims may recover their awareness of belonging to a whole, to human history. The complete victory of totalitarianism would be identical with the complete forgetting of history, that is, with a mankind become void of reflection, or in other words with a mankind solely become natural material. To quote Hitler: 

‘A violently active, dominating, intrepid, brutal youth — that is what I am after. Youth must be all those things. It must be indifferent to once more in its eyes the gleam of pride and independence of the beast of prey.... I intend to have an athletic youth—that is the first beast of prey.... I intend to have an athletic youth — that is the first of human domestication. Then I shall have in front of me the pure of human domestication. Then I shall have in front of me the pure and noble natural material. With that I can create the new order.’ 

Here, if we discard the flowery adjectives, is a classic admission of fascist aims and ends. Mankind, having become domesticated again, becomes part of the overabundance of nature. It thus becomes material indeed, for exploitation where needed and for annihilation where not — in any case, mere material to be processed. Modern terror always looks at people with the eyes either of the big monopolist surveying raw materials or of the undertaker anticipating the disposal of the useless human corpse.

Dit inzicht werd gedeeld door Nobelprijswinnaar Literatuur Elias Canetti die tegen het einde van zijn 546 pagina’s tellende studie Massa & Macht (1960) opmerkt:

Men kan zich niet onttrekken aan het vermoeden dat achter elke paranoia, zoals achter elke macht, dezelfde diepere tendens schuil gaat: de wens de anderen uit de weg te ruimen, om de enige te zijn of, in mildere vorm, de wens zich van de anderen te bedienen, zodat men met hun hulp de enige wordt,

en in de epiloog over de degene met macht concludeert:

Of hij al dan niet metterdaad door vijanden wordt belaagd, altijd zal hij een gevoel hebben bedreigd te zijn. De gevaarlijkste dreiging gaat uit van zijn eigen mensen, die hij altijd beveelt, die in zijn naaste omgeving verkeren, die hem goed kennen. Het middel tot zijn bevrijding, waarnaar hij niet zonder aarzeling grijpt maar waarvan hij geenszins geheel afziet, is het plotselinge bevel tot massadood. Hij begint een oorlog en stuurt zijn mensen naar de plaatsen waar ze moeten doden. Velen van hen zullen daarbij zelf omkomen. Hij zal er niet rouwig om zijn. Hoe hij zich naar buiten toe ook mag voordoen, het is een diepe en verborgen noodzaak voor hem dat ook de gelederen van zijn eigen mensen uitgedund worden... De dood als dreiging is de munt van de macht.

Aansluitend daarop is hetgeen Lowenthal schreef veelzeggend, namelijk:

There is a striking analogy between this treatment of human beings and that of merchandise shipped into the inventory rooms of a large department store or factory. It is a playful handling of materials for certain purposes.

De macht hoeft niet te haten, de vrees voor de Ander is genoeg. Vandaar dat Westerman en de mainstream-media in het algemeen permanent het gevoel aanwakkeren dat ‘[w]e best weerloos [zijn,’ daarbij de logica van oorzaak en gevolg angstvallig verzwijgend. Tegelijkertijd hoeft de geschiedenis ‘ons’ niets leren, maar dient de lezer alleen ‘herkenning en troost’ te verschaffen. Dit wordt nog eens benadrukt door de journaliste/schrijfster Judith Koelemeijer die in 2004 verklaarde:

Als ik lezingen hou, komen mensen na afloop massaal naar me toe. Vooral mensen van tussen de vijftig en de vijfenzeventig. Dan staan ze in de rij om hun eigen verhaal kwijt te kunnen. Soms met tranen in hun ogen. Wat ik veel hoor, is dat het boek hun verhaal is, hun geschiedenis. Kennelijk beginnen ze massaal achterom te kijken.

Frank Westerman reageerde hierop met de opmerking ‘Dat herken ik wel… Voor heel veel mensen, boeren, landarbeiders, buitenlui, betekent het boek (De Graanrepubliek (1999). svh) herkenning: dit zijn wij. Kennelijk is daar grote behoefte aan. Dat geldt ook voor Geert Mak: zijn boeken zijn een anker in een samenleving waarin de identiteit op drift is geraakt. Geert Mak weet precies de goede toon te treffen, zegt Westerman. ‘Hoe God verdween uit Jorwerd doet denken aan een boek uit de jaren zeventig dat ik tijdens mijn studie in Wageningen heb gelezen, over het dorpje Ottoland in de Alblasserwaard: En boven de polder de hemel van de antropoloog Jojada Verrips. Dat boek is een heel grondige studie waarin de neergang van het dorp van binnen uit beschreven wordt. Over de waterschappen, de hennepteelt en de dominee. In 2002 is het opnieuw uitgegeven, waarschijnlijk op de golven van het succes van Geert Mak. Maar hoe toegankelijk het ook is opgeschreven, het is niet het lekkere leesverhaal dat Geert Mak van zijn boeken weet te maken.

De sleutelwoorden hier zijn ‘hun verhaal, hun geschiedenis’ en ‘het lekkere leesverhaal dat Geert Mak van zijn boeken weet te maken.’ Professor Herman Pleij, emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde, gespecialiseerd in de literatuur van de Middeleeuwen, die aan de Universiteit van Amsterdam doceerde, verklaarde dat Geert Mak als geen ander erin slaagt de persoonlijke identiteit van mensen te verbinden met het algemene geschiedverhaal. 

Mak lijkt daar bij ons de uitvinder van. De behoefte aan identiteit is heel kenmerkend voor deze tijd, en in het bijzonder voor Nederland, waar mensen vanouds hun identiteit ontleenden aan de zuil waartoe ze behoorden. Door de afbraak van de zuilen is een geweldig vacuüm ontstaan. Houvast en verbondenheid wordt nu gezocht in een gedeeld verleden.

Frank Westerman links, Geert Mak rechts: Waar het op aankomt is de kwaliteit van het cement, en dat is de duiding

Kort samengevat: de identiteitslozen ‘in het bijzonder’ in ‘Nederland’ krijgen via ‘een lekker leesverhaal’ een ‘houvast’ aangeboden, gebaseerd op een gedateerde ‘identiteit,’ die hen ‘herkenning en troost’ bieden. Niet het identiteitsloze heden waarin men leeft, maar de geleende identiteit van het verleden, aangereikt door de Makken en Westermannen, moet de postmoderne mens een eigen karakter geven. Het spreekt voor zich dat een dergelijke ‘identiteit,’ die het ‘geweldige’ existentiële ‘vacuüm’ moet vullen, niet ander kan zijn dan vals, omdat zij niet geënt is op de realiteit van het eigen bestaan. Vrij Nederland wees destijds op een ander belangrijk aspect:

Vanwege zijn innemend optreden op radio en tv werd Mak in de Volkskrant ‘de nationale knuffelbeer’ genoemd, en in Zomergasten door Adriaan van Dis ‘de vleesgeworden schattebout.’

In een tijd waarin de persoon van de schrijver in de media steeds meer op de voorgrond komt te staan, is het succes van Geert Mak nauwelijks voorstelbaar zonder zijn zachtmoedige voorkomen. ‘Wat het best verkoopt, zijn de boeken waarin de lezer de persoon van de schrijver voelt,’ meent Piet de Rooij, historicus aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Nu de verzuiling is weggevallen, vinden de mensen hun houvast niet langer in de levensbeschouwing van de schrijver, maar in diens persoonlijkheid. Dat gebeurt ook in de politiek. Welnu: het sterke punt van Geert Mak is zijn innemende persoonlijkheid.’

Maar dit soort innemendheid kleeft een duister aspect, dat weliswaar een enorm voordeel is in een tijd die geen waarheid kent, maar tegelijkertijd een gigantisch nadeel is in crisistijd. Nu de hele mensheid geconfronteerd wordt met onoplosbaar lijkende gevaren wordt geconfronteerd -- van klimaatverandering tot en met een oorlog met massavernietigingswapens -- maken zachte heelmeesters stinkende wonden. Ik bedoel: zowel Mak als Westerman vermijden de controverse, niets mag in de poldermodel-mentaliteit duidelijk benoemd worden, alles moet met de mantel der liefde worden afgedekt. Het is één van de facetten waarop de historicus Johan Huizinga wees toen hij in de jaren twintig van de vorige eeuw over het 'Nederlands geestesmerk' schreef:

De eenheid van het Nederlandse volk is bovenal gelegen in zijn burgerlijk karakter… Uit een burgerlijke sfeer sproten onze weinig militaire geest, de overwegende handelsgeest… Hypocrisie en farizeïsme belagen hier individu en gemeenschap! […] het valt niet te ontkennen, dat de Nederlander, alweer in zekere burgerlijke gemoedelijkheid, een lichte graad van knoeierij of bevoorrechting van vriendjes zonder protest verdraagt,

waarbij ik negen decennia later aanteken dat er niet langer meer sprake is van een ‘lichte graad van knoeierij,’ maar dat de intellectuele corruptie, net als de economische en politieke corruptie in Nederland omvangrijk en diepgaand is. Dit facet is nu buitengewoon gevaarlijk wanneer een historicus verbonden aan de Universiteit van Amsterdam vaststelt dat ‘Wat het best verkoopt, de boeken [zijn] waarin de lezer de persoon van de schrijver voelt,’ om daaraan de volgende conclusie toe te voegen:

Nu de verzuiling is weggevallen, vinden de mensen hun houvast niet langer in de levensbeschouwing van de schrijver, maar in diens persoonlijkheid. Dat gebeurt ook in de politiek. Welnu: het sterke punt van Geert Mak is zijn innemende persoonlijkheid.

Met andere woorden: de feiten zijn niet beslissend, maar de ‘persoonlijkheid’ van de journalist/schrijver, of, zoals Frank Westerman met grote stelligheid al in 2000 beweerde:

Of iets ‘waar gebeurd' is, of aan de fantasie van de schrijver ontsproten, is… als indelings- of beoordelingscriterium nietszeggende informatieHet meest gangbare indelingscriterium heeft zijn langste tijd gehad: het muurtje tussen fictie (zoals romans en verhalen) en non-fictie (zoals studies en reisverslagen) brokkelt af. En dat is maar goed ook. Als onderscheidingskenmerk is het namelijk oninteressant en op den duur onhoudbaar… Waar het op aankomt is de kwaliteit van het cement, en dat is de duiding, het blootleggen van de grote lijnen, het vertellen van het verhaal. Betogen en beschrijven vloeien dan ineen, en het bouwsel heeft alleen waarde als het overtuigt.

In een tijd van massale vervreemding geldt voor de broodschrijver dat ‘beschrijven' gelijktijdig ‘betogen’ dient te zijn. Waar het ‘op aankomt’ is ‘de duiding,’ oftewel de mening van de journalist/schrijver. Niet de feiten moeten overtuigen, ‘hoe toegankelijk’ die ook mogen zijn ‘opgeschreven,’ maar het sentiment, want zolang die feiten ‘niet’ zijn gepresenteerd in ‘het lekkere leesverhaal dat Geert Mak van zijn boeken weet te maken,’ heeft 'het bouwsel' geen 'waarde.' Pas door deze commerciële kijk op de werkelijkheid kunnen er bestsellers worden geschreven. Het grote publiek bepaalt 'de toon,' de vorm en de inhoud. Feiten an sich, hoe belanrijk ook, hebben geen enkele ‘waarde,’ zolang ‘het bouwsel’ een zo groot mogelijk publiek niet ‘overtuigt,’ aldus Westerman. 

Hoe gevaarlijk deze werkwijze is blijkt onder andere uit het feit dat Westerman in zijn boek over ‘het terrorisme’ de westerse terreur verzwijgt en de wet van oorzaak en gevolg negeert. Daardoor voelt hij zich gerechtigd te beweren dat niet de Ander, maar juist ’wij... best weerloos’ zijn. Op die manier ‘overtuigt’ hij zijn lezer, die zich graag als slachtoffer zien, en zeker niet als dader. De mainstream-pers mag dan wel constateren dat ‘[b]oeken die het verleden aanschouwelijk maken door persoonlijke, betrokken verhalen de laatste jaren een ongekende populariteit [beleven],’ (die het publiek een valse ‘identiteit’ verschaffen), maar zolang de feiten ondergeschikt blijven aan de boodschap — door ze in een verkeerde context te plaatsen of domweg te verzwijgen — zijn die ‘boeken’ slechts propagandistische pulp, die het bewustzijn ingrijpend vertroebelen. Ik werd me daarvan bewust toen ik een paar jaar geleden Geert Mak’s meest verkochte bestseller De eeuw van mijn vader las, en me steeds meer begon te verwonderen over het feit dat schrijver de werkelijkheid verdoezelde.  Zie: http://stanvanhoucke.blogspot.nl/search?q=de+eeuw+van+mijn+vader 


Het grootschalig Nederlands terrorisme tijdens de Atjeh-oorlog, die plaatsvond voorafgaand aan de aanstelling van Catrinus Mak als evangelisatie-predikant in Noord-Sumatra. 

Het vergoelijken van ondermeer de koloniale houding van zijn ouders, de antisemitische uitspraken van zowel zijn vader als moeder tijdens het interbellum, het verraad aan hun geloof, verdwenen  achter vergoelijkingen. De weigering om het beestje bij de naam te noemen, de uitvluchten, excuses, eufemismen, het niet onder ogen willen zien van de eigen verantwoordelijkheid, etcetera, het is allemaal typisch Nederlands. Overal treft men dezelfde lafheid aan, van een recensie in Amnesty’s maandblad, waarin een journalist wordt geprezen omdat hij ‘erkent op basis van zijn archiefonderzoek en gesprekken met de kameraden van zijn vader’ dat de Nederlandse oorlogsmisdaden in Ons Indië in feite niet beoordeeld kunnen worden aangezien ‘[h]et een andere tijd’ was tot de schrijfster Nelleke Noordervliet die met betrekking tot de Nederlandse slavenhandel onweersproken kon beweren dat:

het zo makkelijk [is] met de kennis van nu een moreel oordeel over het verleden te vellen, maar het gaat niet aan om een moreel oordeel over het verleden te vellen. Het gaat aan om het verleden te leren kennen, en te erkennen wat daar voor eventuele fouten zijn gemaakt.

Het spreekt voor zich dat mevrouw Noordervliet het niet in haar hoofd zou halen om geen ‘moreel oordeel’ te ‘vellen’ over bijvoorbeeld de holocaust. Haar houding is een sprekend voorbeeld van de hypocrisie van veel Nederlanders, en van hun onvermogen de eigen geschiedenis te accepteren. Er is hier sprake van een zorgvuldig gekoesterde onwetendheid en onnozelheid. Zo weet de televisiepresentatrice Mieke van der Weij met zelfgenoegzame betweterigheid te betogen dat 

[h]et moeilijke is dat wij natuurlijk altijd met de blik van nu naar de geschiedenis kijken en het ontzettend moeilijk is om je te realiseren hoe men toen tegen de eigen werkelijkheid aankeek.

Had zij zich in het onderwerp verdiept dan zou zij hebben kunnen weten dat er in elke tijd mensen zijn geweest die zich tegen onrecht, slavernij en massamoord hebben verzet. Al ten tijde van Columbus sprak een gewone priester van de orde der dominicanen, Bartolomé de Las Casas, zich fel uit tegen de Spaanse genocide van de Indiaanse bevolking. In een Kort Relaas van de Verwoesting van de West-Indische Landen schreef hij met betrekking tot de christelijke kolonisten met een witte huid: 

Veertig jaar en langer hebben zij niet anders... dan hen (de Indianen svh) verscheurd, afgeslacht, gepijnigd, beledigd, gefolterd en naar het leven gestaan, en hen met even nieuwe als ongehoorde wreedheden, die alles overtreffen wat men voordien aan soortgelijks zag, hoorde of las, en waarvan ik hieronder enige zal aanhalen, van de aardbodem weggevaagd. 

Nederland is een land waarin de intellectuele corruptie zo groot is dat de als ‘chroniqueur van Europa’ geprezen Geert Mak tijdens een lezing in 2012 onweersproken kon beweren dat ‘wij, chroniqueurs van het heden en verleden, onze taak, het “uitbannen van onwaarheid’’’ niet ‘serieus genoeg’ nemen, terwijl volgens de door de mainstream zo gerespecteerde journalist/schrijver 

[o]p dit moment op Europees en mondiaal niveau een misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft.

Om aan het poldersimplisme te ontsnappen dient de lezer het werk te raadplegen van academici en auteurs uit grote cultuurlanden. Daarom terug naar de uit nazi-Duitsland gevluchte joods-Amerikaanse hoogleraar sociologie, wijlen, Leo Lowenthal, die in de Atomization of Man al in 1946 uiteenzette dat

What is there in modern civilization that has set this terror loose among us? I should like to venture this thesis: Mankind today has so tremendously improved its technology as to render itself largely superfluous (overtollig. svh). Modern machinery and methods of organization have made it possible for a relatively small minority of managers, technicians, and skilled workers to keep the whole industrial apparatus going. Society has reached the stage of potential mass unemployment; and mass employment is increasingly a manipulated product of the state and state-like powers that channelize surplus mankind into public works, including armies and official or semiofficial political organizations, in order to keep it at once alive and under control.

This is to say that large masses of workers have lost all creative relation to the productive process. They live in a social and economic vacuum. Their dilemma is the precondition of terror. It provides the totalitarian forces with a road to power and an object for its exercise. For them, terror is the institutionalized administration of large strata of mankind as surplus. 

Certain cultural tendencies emerging from the crisis of the liberal era may be cited as contributing to the rise of terror. 

Under the impact of mass production, people have learned to live in patterns, not only material but also spiritual. They tend to accept uncritically entire systems of opinions and attitudes, as if ideological tie-in sales were forced upon them. To be a progressive is ipso facto to be for democracy, for the New Deal, for the Negroes, for the Jews, for Soviet Russia, and many other things. To be an isolationist is, or was, to be ipso facto against Great Britain, against Soviet Russia, against the intellectuals, against the Jews, and many other things. 

It is not so much that people believe in these configurations of stereotypes as that they themselves become stereotyped appendages of this or that big cultural or political monopoly. Reason, consistency, personal experience no longer matter. One might say, for example, that there are no true anti-Semites any more, because anti-Semitism is not so much a reaction to anything experienced as specifically Jewish as it is a behavior pattern tied in with adherence to a certain cultural ticket. And this shrinking of genuine experience makes it all the more difficult to counteract distorted and fallacious  (misleidende. svh) stereotypes. The cultural monopoly, integrating a whole chain of attitudes, itself  exercises a psychologically terroristic impact to which the individual yields.

The fearful discrepancy between the moral traditions of individualism and the mass crimes of modern collectivism has left modern man in a moral no-man’s land. He still holds to the moral concepts of middle-class society — conscience (geweten. svh), decencv, self-respect, the dignity of middle-class society—conscience, decency, self-respect, the dignity of man — but the social foundations of these concepts are crumbling. The overwhelming scale of power, size, destruction, extermination in the modern world make individual moral scruples, problems and conflict seem puny (onbeduidend. svh) and irrelevant. 



Vanuit de hierboven geschetste werkelijkheid gezien is het niet vreemd dat bijvoorbeeld Geert Mak zonder enige ophef te veroorzaken publiekelijk kon laten weten dat hij en de andere ‘chroniqueurs’ in de polder het ‘uitbannen van onwaarheid’ absoluut niet als belangrijkste taak zien, met andere woorden: de kluit belazeren, terwijl er toch een ‘misvorming van de werkelijkheid plaats[vindt] die grote consequenties heeft.’ De VPRO-journalist Chris Kijne gaf na de kredietcrisis van 2008 een ander voorbeeld van deze corruptie door met de nodige pedanterie in het openbaar te stellen dat

Voor ons journalisten was het natuurlijk niet nieuw dat Wouter Bos ons niet altijd de waarheid vertelde. Wel is het nieuw dat ik op dit moment even niet meer weet of ik wel even hard als vroeger mijn best moet doen om hem die waarheid te laten vertellen. Of er inderdaad niet even een hoger belang is dan 'de waarheid, niets dan de waarheid.'

Intussen is mede dankzij de collaborerende houding van mainstream-journalisten als Kijne de situatie in de financiële wereld op geen enkele manier fundamenteel veranderd. Zelf schreef Kijne naderhand hierover:

Aan dat verschijnsel, in de woorden van Bos de ‘fundamentele oorzaken van deze crisis,’  is dus volgens de voormalig PvdA-leider nog steeds niets, of in ieder geval veel te weinig, gedaan.

Heb ik toch weer een meninkje: als hem en al zijn collega-politici iets valt aan te rekenen, is het dat.

Zelfreflectie en zelfkritiek bestaan niet in de polder-journalistiek, en dus kan deze opiniemaker zijn ‘meninkje’ kritiekloos spuien, door politici datgene ‘aan te rekenen’ dat Chris Kijne zichzelf niet aanrekent, te weten: het controleren van de leugenachtigheid in de politiek en economie. Niemand van zijn mainstream-collega’s die hem hierop durfde te attaqueren. 'De waarheid, niets dan de waarheid’ is voor de opportunisten van de Nederlandse ‘vrije pers’ geen criterium, en zij is zelfs bereid dit publiekelijk mede te delen. Precies dit conformisme valt ook Frank Westerman te verwijten wanneer hij zich zo druk maakt over ‘het terrorisme’ en ondertussen de westerse terreur buiten beschouwing laat. Deze immoraliteit wordt zelfs niet eens herkent door de lezers, zo diep heeft het cynisme post gevat. Leo Lowenthal:

The individual today realizes, more or less consciously, that his moral values do not greatly matter, because not much depends any more, either materially or spiritually, upon his decisions. He feels alone, deprived of the material and moral heritage that was the basis of his existence in liberal society. He is exposed to tremendous fury and aggression. He had become a potential paranoiac. In this condition he is ready to accept the most insane ideologies and patterns of domination and persecution. 

The fascists were the first to spot the connection between potential material poverty and real spiritual poverty, and to exploit it rationally and systematically on a mass scale. They realize that in order to subjugate and control the surplus population it was necessary to burn into people’s minds the awareness of physical and spiritual menace (bedreiging. svh), and to extirpate (uitroeien. svh) the whole frame of moral and emotional reference within which people had traditionally attempted to survive personal calamity (onheil. svh)

In die cultuur bestaat geen ruimte voor zelfkritiek en waardigheid, de ene dag beweert de opiniemaker dit, de volgende dag precies het tegenovergestelde, zonder dat iemand zich eraan stoort. Wanneer er geen waarheid meer is, is alles waar. Zodra de werkelijkheid slechts virtueel is, is er geen werkelijkheid meer, maar ‘perception-management,’ of zoals de bekende Amerikaanse ‘television-personality’ Bill O’Reilly eens opmerkte:

U weet dat in showbusiness, politiek en al het andere perceptie de werkelijkheid is.

In die leegte groeien zangeresjes, sportlui, derderangs politici en journalisten/schrijvers uit tot grote sterren, wordt Geert Mak verheven tot ‘chroniqueur van Europa’ en Frank Westerman tot een deskundige op het gebied van ‘het terrorisme.’ Ondertussen beweert een andere Nederlandse broodschrijver Arnon Grunberg in zijn column op de voorpagina van de Volkskrant: ‘Hoe saaier de politiek, hoe gezonder de democratie,' en wel omdat een technocratische politiek geen 'bombastische retoriek' accepteert, en ook geen 'symboolpolitiek.' Hoe minder idealisme des te beter het is voor de mensheid. In soortgelijke bewoordingen liet Ikram Taouanza, studente sociologie, op de website Joop weten:

Ik heb geen behoefte meer aan Grote Idealistische Verhalen en politieke beloften, noch aan goedbedoelde noties als een ambassadeur van Hoffelijkheid of een ministerie van Vrede. Blasé is wellicht het goede woord om de huidige generatie te kenmerken; niet vatbaar voor dreigende doemscenario's noch voor utopische walhalla's. Ik ben gebonden aan Rotterdam omdat ik hier van jongs af aan alle kansen heb gekregen om zelf de regie over mijn leven te hebben.

In werkelijkheid is zij net zo’n klein willoos radartje als ieder ander, en wordt zij meegesleept door krachten die zij niet eens kent. ‘Wij’ leven in een totalitair systeem, dat wil zeggen: in een realiteit die volstrekt onbeheersbaar is door wie dan ook. In 1955 verklaarde de Duitse filosoof Martin Heidegger daarover in een toespraak, getiteld ‘Gelatenheid,’ het volgende:

de hedendaagse mens is op de vlucht voor het denken. Deze gedachten-vlucht is de basis van de gedachten-loosheid. Kenmerkend voor deze vlucht voor het denken is het feit, dat de mens die niet wil zien en ook niet wil erkennen. De hedendaagse mens zal zelfs deze vlucht voor het denken ronduit ontkennen. Hij zal het tegenovergestelde beweren. Hij zal — en dit met het volste recht — zeggen, dat er geen tijd is geweest waarin er zulke vérstrekkende plannen werden gemaakt, waarin er zoveel onderzocht en hartstochtelijk doorvorst werd.

Ondanks de technologische vernieuwingen en de geavanceerde wetenschappen geldt dat het rationalisme ‘niet tot bezinning [komt].’ Heidegger:

Het rekenende denken is geen bezonnen denken, geen denken dat na-denkt over de zin die heerst in alles wat is.

Er zijn dus twee denk-wijzen die allebei, telkens volgens eigen aard, verantwoord en nodig zijn: het rekenende denken en het bezonnen na-denken.

Als wij zeggen, de hedendaagse mens is op de vlucht voor het denken, dan bedoelen wij juist dit na-denken. Maar, zo luidt de tegenwerping wel, dit louter na-denken ontstijgt, vóór men erop bedacht is, de werkelijkheid. Het verlies vaste grond. Het deugt niet voor de regeling van de lopende zaken. Het levert niets op voor hun afwikkeling.

Het individu in de massa is zo vervreemd geraakt van zowel de cultuur als de natuur dat niets meer in zijn eigen taal tot hem spreekt, alles is slechts een instrument om te heersen en daarmee is volgens Heidegger ‘het ge-grond-vest-zijn van de hedendaagse mens in de kern bedreigd’ en wordt ‘de natuur tot één reusachtig tankstation herleid, tot energiebron voor moderne techniek en industrie.’ Daardoor zal

de mens steeds meer, op alle gebieden van het bestaan, door de krachten van technische apparatuur en automaten worden ingesloten. De machten die de mens overal en op ieder ogenblik, onder een of andere vorm van technische installatie opeisen, vasthouden, meesleuren en in het nauw brengen – die machten zijn reeds lang menselijke wil en beslissingskracht over het hoofd gegroeid, want zij zijn niet door de mens gemaakt.

Heidegger beklemtoonde dat de techniek de nieuwe techniek voortbrengt, bijvoorbeeld de eerste generatie computers de tweede generatie, de eerste generatie kernwapens de volgende generatie, om slechts twee ingrijpende voorbeelden te geven. Zelfs de kleine elite van managers en technologen, die namens de macht de beslissingen nemen, hebben geen greep op datgene wat ze besluiten. De van origine Nederlandse econoom, professor Mark Blaug schreef in dit verband in 1998 dat ‘We have created a monster that is very difficult to stop,’ als gevolg van 'onze' obsessie voor techniek ‘over substance.’ De machteloosheid blijkt tevens uit het feit dat ‘it is easier to imagine a total catastrophe which ends all life on Earth than it is to imagine a real change in capitalist relations,’ zoals de auteurs schrijven van Meme Wars. The Creative Destruction of Neoclassical Economics (2012). Nogmaals Heidegger:

Veel onrustbarender is het feit, dat de mens op deze verandering van de wereld niet is voorbereid; dat wij nog niet in staat zijn door bezonnen denken tot een zakelijk verantwoorde uiteenzetting te komen van wat dit tijdperk eigenlijk met zich meebrengt.

Geen enkel individu, geen enkele groep van mensen, geen enkele commissie van nog zo vooraanstaande staatslieden, onderzoekers en technici, geen enkele conferentie van leidinggevende personen uit het bedrijfsleven en de industrie vermag het historisch verloop van het atoomtijdperk te remmen of in een bepaalde richting te leiden. Geen enkele louter menselijke organisatie is in staat, de heerschappij over dit tijdperk te verweren.

Desondanks denken zowel geschoolden als ongeschoolden dat ze 'zelf de regie over' hun leven hebben. Maar enige greep op de economische wetmatigheden van hun neoliberaal bestaan hebben ‘onze’ politici niet, laat staan de doorsnee burgers. De filosoof Slavoj Žižek schrijft in verband hiermee het volgende: ‘In april 2011 berichtten de media dat de Chinese regering had verboden om films over reizen in de tijd en een alternatieve geschiedenis op tv en in bioscopen te vertonen,’ omdat ‘een gefingeerde vlucht in een andere werkelijkheid als te gevaarlijk [wordt] beschouwd.' Voor elk systeem geldt zowel daar als hier dat er maar één werkelijkheid kan zijn. Žižek: 

Wij in het Westen hebben zo'n expliciet verbod niet nodig: zoals de rangschikking van wat als mogelijk en wat als onmogelijk wordt beschouwd laat zien, oefent de ideologie voldoende macht uit om te voorkomen dat alternatieve historische verhalen ook maar een greintje serieus worden genomen. 

Dankzij de niet aflatende expliciete en impliciete propaganda kan de westerse burger zich niet meer voorstellen dat er een ander economische werkelijkheid mogelijk is, een systeem dat niet door milieuvernietiging het voortbestaan van de mensheid ernstig bedreigd, een systeem dat niet door grootscheeps geweld zich overeind weet te houden, een systeem dat niet de vervreemding van de mens tot gevolg heeft. Kortom, het huidige systeem is totalitair. 'Onze' perceptie van de werkelijkheid is belangrijker geworden dan de realiteit. De voorstelling van zaken is werkelijker dan de werkelijkheid geworden. En dat noemen ‘we’ vrijheid en democratie. Inderdaad, ‘in showbusiness, politiek en al het andere [is] perceptie de werkelijkheid.’ Het was George Orwell die zich als één van de eersten realiseerde dat de totalitaire staat de doeleinden van de taal herdefinieerde. De bedoeling van Newspeak’ is een psychologische oorlog te voeren om zodoende de politieke percepties van de massa te managen. Hij schreef:

The purpose of Newspeak was to eliminate the possibility of thought crime… to make all other modes of thought impossible. It was intended that when Newspeak had been adopted… a heretical thought should be literally unthinkable, at least so far as thought is dependent on words.

Tegen het einde van zijn leven was Orwell steeds steeds meer doordrongen van het feit dat ‘Political language is designed to make lies sound truthful and murder respectable.’ En die houding treffen ‘we’ aan in het werk van Geert Mak en Frank Westerman, om me nu even te beperken tot deze twee populistische opiniemakers. Zij zijn evenwel zeker niet de enigen in Nederland. Zo menen Grunberg en Taouanza werkelijk dat ze 'de regie' over hun bestaan hebben. Het is hun enige houvast temidden van de alles doordringende en verlammende onzekerheid van deze tijd. Zij en miljoenen andere Europeanen leven in een letterlijk ommuurde werkelijkheid die hen moet beschermen tegen de rest van de wereld. Daar verschuilen zich de welvarenden in een synthetisch bestaan, waarvan het belangrijkste kenmerk 'angst' is. 'Angst voor het externe sociale leven zelf.' Hun belangrijkste prioriteit is 'het minimaliseren van de veiligheidsrisico's -- ziekten, blootstelling aan dreigingen van geweldsmisdrijven enzovoort,' aldus Žižek. 'Wij' geprivilegieerden 'leven in een universum waarvoor, binnen zijn ideologische voorstelling, de omringende wereld van de "lagere klasse" eenvoudigweg niet bestaat.'  

Zolang de politiek maar 'saai' blijft kan de mythe dat wij 'de regie' over ons leven in handen hebben, ongeschonden in stand worden gehouden, terwijl tegelijkertijd de werkelijkheid onze voordeur binnenmarcheert en de perceptie door de realiteit wordt verpletterd. Leo Lowenthal eindigt zijn essay over de atomisering van de mens met de volgende woorden:

It is only by applying the efforts of reason — in its theory and practice — to the phenomena of terror, their roots and their consequences, that mankind can hope to wrest itself from the most sinister threat and ultimately pathetic fate in which it has ever become involved.

The dreams of Western civilization may still become reality if mankind can free itself from its use of human beings as surplus or commodities or means. Otherwise we too may face the terror. 

Wij zelf zijn onze eigen grootste vijand. En Geert Mak mag dan wel via ‘het verleden herkenning en troost’ bieden en Frank Westerman mag blijven volhouden dat de ‘pen niet zonder het zwaard’ kan, maar zolang ‘wij’ het zinloos geweld van ‘ons’ eigen ‘terrorisme’ niet stoppen, blijven deze opiniemakers net als de hele mainstream-pers niet meer dan ‘False Prophets,’ tevens de titel van Leo Lowenthal’s, postuum, in 2016 verschenen boek, waarin zijn scherpzinnig essay Atomization of Man is opgenomen. 


Frank Westerman: [het] blijft door mijn hoofd malen: de terrorist heeft een doel. Vanzelfsprekend: hij ijvert voor een zaak die groter is dan hijzelf. Een ideaal. Maar wij? Wat stellen wij daartegenover?

Daarover de volgende keer.





Neoliberal Feminism

How feminism became capitalism's handmaiden - and how to reclaim it

A movement that started out as a critique of capitalist exploitation ended up contributing key ideas to its latest neoliberal phase
Check out operator in a Tesco supermarket
 ‘We should break the spurious link between our critique of the family wage and flexible capitalism by militating for a form of life that de-centres waged work and valorises unwaged activities, including – but not only – carework.’ Photograph: Robert Convery/Alamy
As a feminist, I've always assumed that by fighting to emancipate women I was building a better world – more egalitarian, just and free. But lately I've begun to worry that ideals pioneered by feminists are serving quite different ends. I worry, specifically, that our critique of sexism is now supplying the justification for new forms of inequality and exploitation.
In a cruel twist of fate, I fear that the movement for women's liberation has become entangled in a dangerous liaison with neoliberal efforts to build a free-market society. That would explain how it came to pass that feminist ideas that once formed part of a radical worldview are increasingly expressed in individualist terms. Where feminists once criticised a society that promoted careerism, they now advise women to "lean in". A movement that once prioritised social solidarity now celebrates female entrepreneurs. A perspective that once valorised "care" and interdependence now encourages individual advancement and meritocracy.
What lies behind this shift is a sea-change in the character of capitalism. The state-managed capitalism of the postwar era has given way to a new form of capitalism – "disorganised", globalising, neoliberal. Second-wave feminismemerged as a critique of the first but has become the handmaiden of the second.
With the benefit of hindsight, we can now see that the movement for women's liberation pointed simultaneously to two different possible futures. In a first scenario, it prefigured a world in which gender emancipation went hand in hand with participatory democracy and social solidarity; in a second, it promised a new form of liberalism, able to grant women as well as men the goods of individual autonomy, increased choice, and meritocratic advancement. Second-wave feminism was in this sense ambivalent. Compatible with either of two different visions of society, it was susceptible to two different historical elaborations.
As I see it, feminism's ambivalence has been resolved in recent years in favour of the second, liberal-individualist scenario – but not because we were passive victims of neoliberal seductions. On the contrary, we ourselves contributed three important ideas to this development.
One contribution was our critique of the "family wage": the ideal of a male breadwinner-female homemaker family that was central to state-organised capitalism. Feminist criticism of that ideal now serves to legitimate "flexible capitalism". After all, this form of capitalism relies heavily on women's waged labour, especially low-waged work in service and manufacturing, performed not only by young single women but also by married women and women with children; not by only racialised women, but by women of virtually all nationalities and ethnicities. As women have poured into labour markets around the globe, state-organised capitalism's ideal of the family wage is being replaced by the newer, more modern norm – apparently sanctioned by feminism – of the two-earner family.
Never mind that the reality that underlies the new ideal is depressed wage levels, decreased job security, declining living standards, a steep rise in the number of hours worked for wages per household, exacerbation of the double shift – now often a triple or quadruple shift – and a rise in poverty, increasingly concentrated in female-headed households. Neoliberalism turns a sow's ear into a silk purse by elaborating a narrative of female empowerment. Invoking the feminist critique of the family wage to justify exploitation, it harnesses the dream of women's emancipation to the engine of capital accumulation.
Feminism has also made a second contribution to the neoliberal ethos. In the era of state-organised capitalism, we rightly criticised a constricted political vision that was so intently focused on class inequality that it could not see such "non-economic" injustices as domestic violence, sexual assault and reproductive oppression. Rejecting "economism" and politicising "the personal", feminists broadened the political agenda to challenge status hierarchies premised on cultural constructions of gender difference. The result should have been to expand the struggle for justice to encompass both culture and economics. But the actual result was a one-sided focus on "gender identity" at the expense of bread and butter issues. Worse still, the feminist turn to identity politics dovetailed all too neatly with a rising neoliberalism that wanted nothing more than to repress all memory of social equality. In effect, we absolutised the critique of cultural sexism at precisely the moment when circumstances required redoubled attention to the critique of political economy.
Finally, feminism contributed a third idea to neoliberalism: the critique of welfare-state paternalism. Undeniably progressive in the era of state-organised capitalism, that critique has since converged with neoliberalism's war on "the nanny state" and its more recent cynical embrace of NGOs. A telling example is "microcredit", the programme of small bank loans to poor women in the global south. Cast as an empowering, bottom-up alternative to the top-down, bureaucratic red tape of state projects, microcredit is touted as the feminist antidote for women's poverty and subjection. What has been missed, however, is a disturbing coincidence: microcredit has burgeoned just as states have abandoned macro-structural efforts to fight poverty, efforts that small-scale lending cannot possibly replace. In this case too, then, a feminist idea has been recuperated by neoliberalism. A perspective aimed originally at democratising state power in order to empower citizens is now used to legitimise marketisation and state retrenchment.
In all these cases, feminism's ambivalence has been resolved in favour of (neo)liberal individualism. But the other, solidaristic scenario may still be alive. The current crisis affords the chance to pick up its thread once more, reconnecting the dream of women's liberation with the vision of a solidary society. To that end, feminists need to break off our dangerous liaison with neoliberalism and reclaim our three "contributions" for our own ends.
First, we might break the spurious link between our critique of the family wage and flexible capitalism by militating for a form of life that de-centres waged work and valorises unwaged activities, including – but not only – carework. Second, we might disrupt the passage from our critique of economism to identity politics by integrating the struggle to transform a status order premised on masculinist cultural values with the struggle for economic justice. Finally, we might sever the bogus bond between our critique of bureaucracy and free-market fundamentalism by reclaiming the mantle of participatory democracy as a means of strengthening the public powers needed to constrain capital for the sake of justice.

De Holocaust Is Geen Rechtvaardiging meer Voor Joodse Nazi's

Eitan Bronstein, bezig de geschiedenis van straten, wijken en steden terug te geven aan Palestijnen en daarmee aan de Joden in Israël. . Zev...